ECLI:NL:RBZWB:2023:4252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
02/180149-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervaardigen, aanwezig hebben en verspreiding van kinderporno door minderjarige verdachte

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderporno. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die als bijlage was toegevoegd, geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had het feit bekend, wat leidde tot de conclusie dat het feit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 14 mei 2022 beelden had vervaardigd en verspreid van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige betrokken was.

De rechtbank legde een jeugddetentie op van 8 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 100 uur. De rechtbank hield rekening met de impact van de daden van de verdachte op het slachtoffer, dat psychische schade had opgelopen en een schadevergoeding van € 7.500 had gevorderd. De rechtbank kende een schadevergoeding van € 5.000 toe aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde de verdachte tot betaling van de proceskosten van € 250. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer, en oordeelde dat de straf passend was gezien de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/180149-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01]
wonende aan de [adres01] te [postcode01] [woonplaats01]
raadsvrouw mr. M.R.F. Berte, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 6 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte kinderporno heeft vervaardigd, verspreid en/of in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn telefoon filmpjes met kinderporno heeft vervaardigd, verspreid en in zijn bezit heeft gehad, zoals ten laste is gelegd. Hij baseert zich daarbij op het proces-verbaal van bevindingen waarin de filmpjes staan omschreven en de bekennende verklaring van verdachte dat hij deze filmpjes heeft gemaakt, in zijn bezit heeft gehad en heeft verspreid.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met [zaaknaam] van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 416.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 6 juni 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen opgenomen op pagina 200 e.v.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 mei 2022 te [plaats01] afbeeldingen en/of gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten filmpjes van seksuele gedragingen, waarbij iemand, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2008, is betrokken heeft vervaardigd en verspreid en in bezit gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het door een man vaginaal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer01] , en waarbij die man de heupen van die [slachtoffer01] vast had en het lichaam van die [slachtoffer01] meebewoog.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 8 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 7 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf van 100 uur te vervangen door 50 dagen vervangende jeugddetentie indien verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren mocht verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij de bepaling van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte de impact van zijn handelen niet heeft overzien. Het is een ondoordachte actie van hem geweest. Het was ook niet de bedoeling dat de door hem gemaakte filmpjes onder veel mensen zouden worden verspreid. Hij heeft spijt van zijn handelen. Ook hijzelf heeft hiervan last gehad. De verdediging verzoekt om te volstaan met een deels voorwaardelijke werkstraf. Een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie vindt de verdediging te zwaar voor dit feit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft met zijn telefoon filmpjes gemaakt van een 17-jarige jongen die seks had met een 13-jarig meisje. Dit wordt aangemerkt als vervaardigen en het in bezit hebben van kinderporno. Op deze filmpjes waren de jongen en het meisje goed te zien, waardoor gemakkelijk was te achterhalen wie zij waren. Verdachte heeft deze filmpjes naar de 17-jarige jongen en twee andere jongens gestuurd. De filmpjes zijn vervolgens verspreid onder een groot aantal jongeren, waaronder schoolgenoten van het meisje, in [plaats01] waar de jongen en het meisje wonen.
Verdachte wist dat het meisje behoorlijk onder invloed van alcohol was. Van verdachte mocht op zo’n moment worden verwacht dat hij het meisje zou beschermen. Dat heeft hij nagelaten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts is het maken van filmpjes met kinderporno buitengewoon verwerpelijk. Door de filmpjes vervolgens naar drie jongens te sturen, heeft verdachte het risico genomen dat deze filmpjes nog verder zouden worden verspreid. Dat is vervolgens ook gebeurd. Zo hebben vriendinnen van het slachtoffer de politie ingeschakeld toen zij de filmpjes doorgezonden kregen. Met het doorsturen van de filmpjes heeft hij het 13-jarige slachtoffer ernstige psychische schade toegebracht. Dit blijkt ook uit de toelichting op haar civiele vordering om schadevergoeding en haar schriftelijke slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft om hetgeen de 17-jarige jongen en verdachte haar hebben aangedaan psychologische behandeling, waaronder EMDR therapie ondergaan. Ook is het slachtoffer van school gewisseld, omdat zij zich door wat er was gebeurd niet meer fijn voelde op haar oude school. De gebeurtenis heeft daarnaast een grote impact gehad op de gezinssituatie van het slachtoffer. De sfeer bij het slachtoffer thuis is hierdoor gespannen geworden; haar moeder is heel verdrietig en haar vader heel boos. Het slachtoffer heeft dit allemaal nooit gewild. Elke keer als zij hierover nadenkt, wordt zij weer emotioneel. Verdachte heeft onvoldoende rekening gehouden met deze vreselijke gevolgen voor het slachtoffer en haar gezin. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het nagenoeg blanco strafblad van verdachte. Uit dit strafblad blijkt dat verdachte niet eerder voor een zedenfeit met justitie of politie in aanraking is geweest.
Ook houdt de rechtbank hierbij rekening met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) van 30 mei 2023 en de toelichting hierop tijdens de zitting. De Raad heeft in zijn rapport aangegeven dat hij zich geen beeld heeft kunnen vormen van het delict en het mogelijke aandeel van verdachte hierin. Verdachte heeft bij de Raad namelijk niets over dit delict willen verklaren. Ook heeft de Raad hierdoor niet de Juvenile, Sex Offender Assement Protocol (hierna te noemen: J-SOAP) kunnen afnemen. Hierdoor kon het recidiverisico op zedendelicten en eventuele vaardigheidstekorten op dit gebied niet worden bepaald. De Raad heeft enkel informatie gekregen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hieruit is gebleken dat verdachte op een aantal domeinen problemen heeft (gehad), zoals op school, het accepteren van gezag en agressie. Gelet op deze omstandigheden heeft de Raad zich in zijn rapport genoodzaakt gezien om zich te onthouden van een strafadvies. Tijdens de zitting heeft de Raad aangegeven dat hij het goed vindt dat verdachte op de zitting alsnog een bekennende verklaring heeft afgelegd. De Raad heeft op de zitting geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend is gelet op de ernst van het feit en de persoon van verdachte. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen. Gelet op de ernst en een aard van dit misdrijf vormt een enkele taakstraf geen aanvaardbare reactie op dit misdrijf. De rechtbank kan bovendien op grond van het bepaalde in artikel 77 ma van het Wetboek van Strafrecht niet enkel een (deels voorwaardelijke) werkstraf opleggen, nu verdachte wordt veroordeeld voor een misdrijf genoemd in dit artikel.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer01] , wettelijk vertegenwoordigd door haar ouders, vordert een schadevergoeding van € 7.500,= aan immateriële schade voor het bewezenverklaarde feit. Daarnaast vordert zij een proceskostenvergoeding van € 250,=.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de overgelegde stukken worden vastgesteld dat bij de benadeelde naar objectieve maatstaven sprake is van geestelijk letsel als gevolg van het bewezenverklaarde handelen door verdachte. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 5.000,= billijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2022. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat verdachte de proceskosten moet vergoeden. De ouders van de benadeelde partij hebben recht op een advocaat naar keuze. Zij hebben ervoor gekozen om gebruik te maken van hun rechtsbijstandsverzekering. Hierdoor zijn de kosten beperkt gebleven tot een eigen bijdrage van € 250,=. De rechtbank stelt vast dat de advocaat van de ouders ook in de zaak van [medeverdachte01] als advocaat heeft opgetreden, terwijl de ouders aan deze advocaat maar één keer de eigen bijdrage van € 250,= moesten betalen. Daarom zal de rechtbank de proceskosten hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden, vervaardigen en in bezit hebben;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 8 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, te weten een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
50 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer01]van
€ 5.000,=, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer01]
€ 5.000,=te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 250,=;
- bepaalt dat verdachte met de [medeverdachte01] hoofdelijk aansprakelijk is voor dit gehele bedrag.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. W. Toekoen en mr. M. Kruit, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juni 2023.