ECLI:NL:RBZWB:2023:4251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
02/121490-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel binnendringen van een minderjarige in staat van verminderd bewustzijn door alcoholgebruik

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die op 14 mei 2022 seksuele handelingen heeft gepleegd met een 13-jarig meisje, terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde door alcoholgebruik. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het seksueel binnendringen van het slachtoffer, die door haar alcoholconsumptie niet in staat was om haar wil kenbaar te maken. De officier van justitie had een jeugddetentie van 191 dagen geëist, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank legde deze straf op, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan een persoonlijkheidsonderzoek. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die geestelijk letsel had opgelopen door de gebeurtenissen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, en nam daarbij ook de blanco strafblad van de verdachte in overweging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/121490-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 2004 te [geboorteplaats01]
wonende aan de [adres01] te [postcode01] [woonplaats01]
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 6 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 mei 2022 te [plaats01] seksuele handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer01] , terwijl hij wist dat zij, door alcoholgebruik, in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dan wel dat hij met genoemde 13-jarige [slachtoffer01] ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer01] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer01] ( [slachtoffer01] ), [getuige01] ( [getuige01] ), [getuige02] ( [getuige02] ), [medeverdachte01] ( [medeverdachte01] ) en verdachte en de processen-verbaal van bevindingen waarin de aankomst van verdachte en [slachtoffer01] die avond voor de Ici Paris in hun woonplaats en de filmpjes van de seksuele handelingen tussen [slachtoffer01] en verdachte staan omschreven. Ook baseert de officier van justitie zich hierbij op de uitslag van het urine-onderzoek van [slachtoffer01] . Op basis van deze bewijsmiddelen staat voor de officier van justitie vast dat verdachte zich door [slachtoffer01] heeft laten pijpen en vaginale gemeenschap met haar heeft gehad. Ook staat voor de officier van justitie op basis hiervan vast dat [slachtoffer01] op dat moment zodanig onder invloed van alcohol was, dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en hierdoor niet meer in staat was om haar wil kenbaar te maken. De officier van justitie gaat er daarbij vanuit dat verdachte hiervan op de hoogte moet zijn geweest. Het gaat er bij hem niet in dat verdachte dit is ontgaan. Indien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring mocht komen van het primair ten laste gelegde feit, dan acht de officier van justitie het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Het maakt in dat kader niet uit dat verdachte niet wist dat [slachtoffer01] pas 13 jaar oud was. Het leeftijdsverschil tussen [slachtoffer01] en verdachte, de staat waarin [slachtoffer01] verkeerde, de plaats waar de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en het feit dat [slachtoffer01] hierbij werd ontmaagd, maken dat deze seksuele handelingen sociaal-ethisch niet aanvaard zijn en daarmee ontuchtig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het primaire feit wijst de verdediging erop dat vast staat dat [slachtoffer01] op het moment van de seksuele handelingen onder invloed was van alcohol. Uit het dossier blijkt echter onvoldoende dat zij hierdoor op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Pas een aantal uren na de seksuele handelingen is [slachtoffer01] op alcoholinname getest. Op dat moment was sprake van een hoog alcoholpromillage. Dit hoeft niet te betekenen dat dit op het moment van de seksuele handelingen ook het geval is geweest. Naar de mening van de verdediging kan dan ook niet onomstotelijk worden vastgesteld dat [slachtoffer01] op het moment van de seksuele handelingen in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en hierdoor niet meer in staat was om haar wil kenbaar te maken. Mocht de rechtbank dit wel kunnen vaststellen, dan kan niet worden uitgesloten dat verdachte niet wist dat zij in een zodanige staat verkeerde, zodat de vereiste wetenschap niet bewezen kan worden verklaard. De verdediging verzoekt verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde feit vrij te spreken. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit wijst de verdediging erop dat de seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Er was weliswaar sprake van een leeftijdsverschil, maar niet zo groot dat dit leidt tot ongelijkwaardigheid tussen verdachte en [slachtoffer01] . Zij verkeerden in dezelfde levensfase; zij waren beiden schoolgaand en thuiswonend. Daarbij had [slachtoffer01] tegen verdachte gezegd dat ze 16 jaar oud was. Ook is niet gebleken dat de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer01] onvrijwillig hebben plaatsgevonden. [slachtoffer01] is degene geweest die het initiatief heeft genomen om verdachte te zoenen. Verdachte is hierin meegegaan en van het één kwam het ander. De verdediging verzoekt verdachte daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde feit vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Primair:
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Onder de overkapping
[slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2008, kwam op 14 mei 2022 omstreeks 19:00 uur/19:15 uur aan bij de woning van de moeder van haar vriendin [getuige01] te [plaats01] . [slachtoffer01] en [getuige01] zijn in de achtertuin onder de overkapping gaan zitten. Zij hebben daar uit twee bidons en een fles Lipton Ice Tea alcohol gedronken; [getuige01] dronk Apfelkorn met cola en [slachtoffer01] wodka met cola. Omstreeks 20:55 uur die avond kwamen verdachte, [medeverdachte01] en [getuige02] bij hen langs. Verdachte heeft toen uit de fles Lipton Ice Tea gedronken. Hij hoorde van [getuige01] dat hierin wodka met cola zat en dat [slachtoffer01] ook uit deze fles had gedronken. In de aanwezigheid van deze jongens hebben [slachtoffer01] en [getuige01] nog een paar slokken rosé gedronken. [slachtoffer01] en verdachte begonnen elkaar op enig moment onder de overkapping te zoenen. Omstreeks 21:10 uur zijn [slachtoffer01] , [getuige01] en de drie jongens naar het centrum van [plaats01] gegaan. [slachtoffer01] ging bij verdachte achter op de fiets. Zij hield hem stevig vast. Zij deed haar arm rond zijn middel en haar hoofd tegen zijn rug.
Voor de Ici Paris
Op videobeelden van een openbare orde camera is door een verbalisant gezien dat [slachtoffer01] en verdachte samen met een meisje en twee jongens omstreeks 21:33 uur in het centrum van [plaats01] aankwamen. Op basis van de bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat dit meisje en deze twee jongens, [getuige01] , [medeverdachte01] en [getuige02] waren. Ook heeft de verbalisant op de videbeelden gezien dat [slachtoffer01] zich voor de Ici Paris van de bagagedrager liet zakken en een paar passen nodig had om haar balans te vinden. Vervolgens heeft hij gezien dat [slachtoffer01] en verdachte elkaar begonnen te zoenen, waarbij verdachte zijn handen op de billen van [slachtoffer01] plaatste. De verbalisant heeft verder gezien dat [slachtoffer01] en verdachte om 21:41 uur voorbij het Kruitvat uit beeld liepen. Ook heeft hij gezien dat [medeverdachte01] en [getuige02] om 21:42 uur en 21:49 uur in dezelfde richting (uit beeld) liepen als [slachtoffer01] en verdachte. Verder heeft hij gezien dat [slachtoffer01] en verdachte om 21:50 uur weer terug in beeld kwamen. [slachtoffer01] werd daarbij ondersteund door [getuige01] . De verbalisant heeft gezien dat verdachte om 21:51 uur met zijn fiets vertrok en dat [slachtoffer01] om 22:04 uur plotseling voorover bukte en moest overgeven.
Achter het Kruidvat
Van wat er tussen 21:42 uur en 21:50 uur tussen [slachtoffer01] en verdachte heeft plaatsgevonden, zijn drie filmpjes gemaakt. Op het eerste filmpje is door een verbalisant gezien dat achter het Kruitvat voor een blauwe vuilnisbak twee personen stonden. Op basis van de bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat dit [slachtoffer01] en verdachte waren. [slachtoffer01] stond voorover gebogen en steunde met de handen op haar knieën en was met haar hoofd ter hoogte van het geslachtsdeel van verdachte. Verdachte had met zijn handen het hoofd van [slachtoffer01] vast. Het hoofd en bovenlichaam van [slachtoffer01] maakten licht op- en neergaande bewegingen. Op het tweede filmpje is door de verbalisant gezien dat [slachtoffer01] en verdachte achter elkaar tegen de blauwe vuilnisbak stonden. [slachtoffer01] stond met haar handen/armen geleund tegen die vuilnisbak. Haar linkerarm was gebogen over de linkerzijkant van de vuilnisbak en haar rechterhand zat op de voorkant van de vuilnisbak. Haar hoofd hing naar voren, haar haren naar beneden. [slachtoffer01] hing als het ware aan de vuilnisbak. Zij stond met haar billen naar achteren. Verdachte stond achter haar met zijn gezicht richting de vuilnisbak. Hij had met beide handen haar heupen vast en zijn kruis tegen haar billen. Hij maakte stotende bewegingen met zijn heupen. [slachtoffer01] kwam op de verbalisant wat verslapt over. Zij hing aan de vuilnisbak, bewoog met de bewegingen van verdachte mee en hing met haar rechterzijde naar beneden. Verdachte ondersteunde haar/hield haar vast bij de heupen. Op het derde filmpje was de setting hetzelfde. [slachtoffer01] hing met haar bovenlichaam verder naar beneden dan op het tweede filmpje. Haar haren hingen voor haar gezicht en langs haar gezicht naar beneden. Ze maakte op de verbalisant wederom een slappe indruk. Verdachte maakte snelle, stotende, bewegingen vanuit de heupen en ondersteunde [slachtoffer01] ter hoogte van haar heupen. Even maakte hij wat zachtere bewegingen en ging iets meer door de heupen. [slachtoffer01] maakte geen enkele keer uit zichzelf een beweging en hing aan de vuilnisbak.
De rechtbank heeft deze filmpjes ook gezien en neemt de bevindingen van de verbalisant over. Verdachte heeft bekend dat de twee op de filmpjes beschreven personen [slachtoffer01] en hijzelf betreffen. Volgens verdachte heeft hij zich op dat moment door [slachtoffer01] laten pijpen en is hij met zijn penis in de vagina van [slachtoffer01] geweest.
Alcoholgebruik [slachtoffer01]
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank verder vast dat [slachtoffer01] alleen in de achtertuin van de woning van de moeder van [getuige01] alcohol heeft gedronken. Dit betrof wodka met cola en rosé. [slachtoffer01] heeft in het centrum van [plaats01] en daarna geen alcohol meer gedronken. [getuige01] heeft omstreeks 22:27 uur contact opgenomen met de moeder van [slachtoffer01] . [getuige01] vertelde de moeder dat [slachtoffer01] had gedronken en van de wereld was. Zij vroeg of de moeder [slachtoffer01] wilde komen halen. [slachtoffer01] is vervolgens door haar ouders opgehaald. [slachtoffer01] was op dat moment druk, vooral verbaal, maar ook heel warrig en veel aan het huilen. Ze was dronken aan het praten. De moeder heeft daarom met de spoedeisende hulp in Tilburg gebeld. Zij wilde dat [slachtoffer01] werd onderzocht. Dit kon echter niet. [slachtoffer01] moest met een wekadvies thuis haar roes gaan uitslapen. In de tussentijd waren de filmpjes verspreid via social media. Derden uit de omgeving van [slachtoffer01] hebben die filmpjes gezien en een melding gedaan bij de politie. Na die melding kwamen twee politieagenten bij de ouders van [slachtoffer01] aan de deur. De politieagenten zijn naar [slachtoffer01] gegaan. Omdat [slachtoffer01] niet aanspreekbaar was, hebben zij de ambulance laten komen. De ambulance is rond 2:00 uur gekomen en heeft [slachtoffer01] ter observatie meegenomen naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis aangekomen, heeft [slachtoffer01] direct urine afgestaan voor nader onderzoek. Op basis van dit onderzoek is vastgesteld dat ze een ethanolspiegel van 2,02 promille had.
[slachtoffer01] heeft over de bewuste avond verklaard dat zij bij en met [getuige01] alcohol heeft gedronken. Het laatste dat zij zich van die avond kan herinneren is dat zij met [getuige01] onder de overkapping zat. Het eerste wat zij zich daarna weer kan herinneren, is dat zij in het ziekenhuis wakker werd. Van de tussenliggende periode kan zij zich niets meer herinneren.
[medeverdachte01] heeft verklaard dat [slachtoffer01] al dronken aankwam/was bij [getuige01] . Zij was toen lijkwit en kon niet goed praten en lopen. Ze liep een beetje mank. Nadat [slachtoffer01] van achter het Kruidvat kwam teruggelopen, was [slachtoffer01] volgens [medeverdachte01] heel dronken, “ze was echt zo zat”. [getuige02] heeft verklaard dat [slachtoffer01] al voordat ze naar de achterkant van het Kruidvat liep, al meer dronken was. Hij zag dat aan haar, omdat zij wat scheef liep en onverstaanbaar aan het praten was.
Wettelijk kader
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht moet worden beoordeeld of [slachtoffer01] ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht en verdachte dat wist.
Uit het procesdossier kan de rechtbank niet afleiden dat [slachtoffer01] ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysieke weerloze toestand heeft verkeerd. De vraag is dan ook of [slachtoffer01] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen ‘waakzaamheid’ en ‘geheel van de wereld zijn’, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer01] , toen 13 jaar oud, als gevolg van het gebruik van alcoholhoudende drank in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dat van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan de seksuele verlangens van verdachte. Daartoe wijst de rechtbank erop dat [slachtoffer01] zich vanaf het moment dat zij samen met [getuige01] onder de overkapping in de achtertuin alcohol was gaan drinken totdat zij wakker werd in het ziekenhuis, niets meer kan herinneren. [slachtoffer01] heeft die avond alleen bij [getuige01] alcohol gedronken, vanaf ongeveer 19:15 uur tot 21:10 uur. Vijf uur later had [getuige01] (nog) een alcoholpromillage van 2,02. Dit is, zeker voor een meisje van 13 jaar oud, ontzettend hoog. Door [medeverdachte01] en [getuige02] werd gezien dat [slachtoffer01] al voordat zij met verdachte achter het Kruidvat verdween, dronken was; dat ze niet goed kon praten en lopen. Direct na de seksuele handelingen is [slachtoffer01] op de grond gevallen. Niet veel later heeft zij overgegeven en in de auto op weg naar huis kwam [slachtoffer01] zo warrig en dronken over dat haar moeder zich genoodzaakt voelde om de spoedeisende hulp te bellen. Daarnaast is op de filmpjes die van de seksuele handelingen zijn gemaakt, te zien dat [slachtoffer01] “hing aan de vuilnisbak”, “verslapt overkwam”, “een slappe indruk maakte” en “geen enkele keer uit zichzelf een beweging maakte”.
Gelet hierop kan het niet anders zijn dan dat verdachte ook heeft gemerkt dat [slachtoffer01] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij wist dat [slachtoffer01] sterke drank had gedronken. Het is verdachte daarnaast opgevallen dat [slachtoffer01] hem stevig vastpakte achterop de fiets en erg ver voorover gebukt stond op het moment dat hij vaginale gemeenschap met haar had. Het komt de rechtbank ongeloofwaardig voor dat verdachte, die bijna een uur in de (hele) dichte nabijheid van [slachtoffer01] verkeerde “er niet op heeft gelet dat [slachtoffer01] dronken was/niet goed kon praten/niet goed kon lopen”, terwijl dit [medeverdachte01] en [getuige02] , die lang niet zo dicht bij [slachtoffer01] aanwezig waren als verdachte, wel was opgevallen. Door vervolgens toch seksuele handelingen bij [slachtoffer01] te verrichten en te blijven verrichten, heeft verdachte op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard, dat [slachtoffer01] ten tijde van de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer01] , terwijl hij wist dat [slachtoffer01] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, zoals primair ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
op 14 mei 2022 te [plaats01] met [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2008), van wie hij wist dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, immers was die [slachtoffer01] onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina en mond van die [slachtoffer01] gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 191 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan de meldplicht bij de jeugdreclassering en een persoonlijkheidsonderzoek en een eventueel hieruit voortkomende voor hem noodzakelijk geachte behandeling en/of begeleiding, als de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 180 uur te vervangen door 90 dagen vervangende jeugddetentie indien verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren mocht verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij de bepaling van de straf rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte first offender is en het feit ook gevolgen voor hem heeft gehad. Ook verzoekt de verdediging hierbij rekening te houden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt dat verdachte tegenover de Raad heeft aangegeven dat hij spijt heeft over hoe het die avond is gelopen en dat hij in het vervolg meer aandacht zal besteden aan de leeftijd van een meisje waarin hij interesse heeft. De Raad heeft aangegeven dat de Raad er vanuit gaat dat verdachte niet doelbewust over grenzen is heengegaan. Er zijn bij de Raad verder ook geen zorgen over verdachte en er is sprake van een laag recidiverisico. Tot slot verzoekt de verdediging om rekening te houden met het feit dat verdachte al enige tijd in een vrijwillig kader wordt begeleid door de jeugdreclassering. De verdediging verzoekt om bij de bepaling van de straf aan te sluiten bij het advies van de Raad, zoals eveneens door de officier van justitie is gedaan. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, acht ook de verdediging niet aan de orde. De verdediging refereert zich ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf aan het oordeel van de rechtbank. Wel verzoekt de verdediging om de door hem gevorderde deels voorwaardelijke jeugddetentie te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft, als toen 17-jarige jongen, seks gehad met het toen 13-jarige slachtoffer door zich door haar te laten pijpen en vaginale gemeenschap met haar te hebben. Het slachtoffer was op dat moment zodanig onder invloed van alcohol dat van haar in redelijkheid niet meer kon worden verwacht dat zij nog weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte. Verdachte moet dit hebben geweten, maar heeft zijn eigen verlangens laten prevaleren boven de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In plaats het slachtoffer te helpen, heeft hij op een vreselijke manier misbruik van haar gemaakt. Nog daargelaten of verdachte wist dat het slachtoffer pas 13 jaar oud was, wist hij wel dat zij nog maagd was, zoals door hem ter zitting is verklaard. Door binnen één uur na de eerste kennismaking met het slachtoffer, op een openbare plek, zich onder de beschreven omstandigheden door haar te laten pijpen en haar hangend tegen een vuilnisbak te ontmaagden, is hij bijzonder respectloos met haar omgegaan. Daarnaast is verdachte door blijven gaan met de seksuele handelingen, terwijl hij bemerkte dat de handelingen werden gefilmd door [medeverdachte01] . En ook na die handelingen heeft verdachte zich niet om haar welzijn bekommerd, terwijl hij zag dat ze meteen na het stoppen van de seksuele handelingen op de grond is gevallen. Hij is meteen naar huis gegaan. Hij heeft het slachtoffer bij [getuige01] en zijn vrienden achtergelaten, ondanks het feit dat hij, blijkens zijn verklaring, op dat moment hoorde dat het slachtoffer pas 13 jaar oud en dronken was. Verdachte heeft zich alleen maar bekommerd om zichzelf en zijn eigen seksuele behoeften.
Verdachte heeft door het plegen van dit feit op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Hierdoor heeft hij een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder meisje recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Ook in dit geval, zoals blijkt uit de toelichting op haar civiele vordering om schadevergoeding, haar schriftelijke slachtofferverklaring en het door haar moeder op de zitting uitgeoefende spreekrecht. Het slachtoffer heeft om hetgeen verdachte en zijn medeverdachte, die de filmpjes van de seksuele handelingen heeft gemaakt en verspreid, haar hebben aangedaan psychologische behandeling, waaronder EMDR therapie ondergaan. Ook is het slachtoffer van school gewisseld, omdat zij zich door wat er was gebeurd niet meer fijn voelde op haar oude school. De gebeurtenis heeft daarnaast een grote impact gehad op de gezinssituatie van het slachtoffer. De sfeer bij het slachtoffer thuis is hierdoor gespannen geworden; haar moeder is heel verdrietig en haar vader heel boos. Het slachtoffer heeft dit allemaal nooit gewild. Elke keer als zij hierover nadenkt, wordt zij weer emotioneel. Verdachte heeft onvoldoende rekening gehouden met deze vreselijke gevolgen voor het slachtoffer en haar gezin. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het blanco strafblad van verdachte.
Ook houdt de rechtbank hierbij rekening met het rapport van de Raad van 27 januari 2023 en de toelichting hierop tijdens de zitting. De Raad heeft aangegeven dat verdachte thuis, op school en in zijn vrije tijd prima functioneert. Op basis van het bij hem afgenomen Juvenile, Seks Offender Assesment Protocol is er geen verhoogde kans op herhaling van seksuele delicten dan wel andere delicten. Mocht het feit bewezen worden verklaard, dan heeft de Raad wel zorgen over de gewetensontwikkeling van verdachte, het omgaan met grenzen van anderen en zijn empathisch vermogen. De Raad adviseert om in dat geval aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd en met als bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan de meldplicht bij de jeugdreclassering en aan een persoonlijkheidsonderzoek en een eventueel hieruit voortkomende voor hem noodzakelijk geachte behandeling en/of begeleiding, als de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt.
Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met hetgeen namens de jeugdreclassering op de zitting naar voren is gebracht. De jeugdreclassering heeft verdachte in de afgelopen periode op vrijwillige basis begeleid. Verdachte kwam daarbij alle afspraken na. Hij heeft laten zien gemotiveerd te zijn om iets van zijn leven te maken. Bij de jeugdreclassering zijn er geen zorgen over verdachte; hij gaat naar school, heeft een goede band met zijn ouders en is open over het ten laste gelegde feit. Dit feit heeft ook gevolgen voor hem gehad. Zo is hij zijn bijbaan kwijtgeraakt en durfde hij een tijdje niet naar buiten te gaan. Ook heeft hij een tijd in het buitenland verbleven. Omdat de jeugdreclassering alleen zijn verklaring over het feit kent, is het voor haar lastig om te beoordelen in hoeverre verdachte strafrechtelijk verwijtbaar is. Verdachte heeft tegenover de jeugdreclassering wel aangegeven dat hij het voortaan anders zal doen.
Tot slot houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken met betrekking tot minderjarigen. Volgens deze oriëntatiepunten wordt voor een feit als dit in beginsel een jeugddetentie van 6 maanden opgelegd. Strafvermeerderende en strafverminderende omstandigheden kunnen een hogere of lagere straf rechtvaardigen. De rechtbank merkt in dit geval als strafvermeerderende omstandigheden aan:
  • de leeftijd en de kwetsbaarheid van het slachtoffer;
  • de bijzondere schadelijke gevolgen voor het slachtoffer;
  • de bijzondere vernederende setting, te weten op een openbare plek, terwijl de seksuele handelingen met medeweten van verdachte werden gefilmd.
Uitgaande van de LOVS-afspraken is voor het feit een onvoorwaardelijke jeugddetentie van minimaal 6 maanden op zijn plaats. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte hiervan moet worden afgezien. Hoewel de rechtbank het zorgwekkend vindt dat een jongen waarover de Raad en de jeugdreclassering geen zorgen heeft, een zodanig ernstig feit heeft kunnen plegen, ziet de rechtbank toch aanleiding om hem niet meer terug naar de jeugdgevangenis te sturen. Verdachte moet wel aan den lijve ondervinden dat hetgeen hij heeft gedaan volstrekt niet door de beugel kan. Ook dient hij een flinke stok achter de deur te krijgen om hem ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend is gelet op de ernst van het feit en de persoon van verdachte. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer01] , wettelijk vertegenwoordigd door haar ouders, vordert een schadevergoeding van € 11.092,47, waarvan € 1.092,47 aan materiële schade en
€ 10.000,= aan immateriële schade voor het bewezenverklaarde feit. Daarnaast vordert zij een proceskostenvergoeding van € 250,=.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van in totaal € 282,50, bestaande uit:
Verblijf ziekenhuis: € 31,=
Kosten vervoer ziekenhuis: € 93,=
Parkeerkosten ziekenhuis: € 13,30
Kosten vervoer [artsenpraktijk01] : € 105,60
Kosten vervoer [jeugdhulp01] € 39,60
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De gevorderde vergoeding van de kleding ten bedrage van € 75,= komt naar het oordeel van de rechtbank niet voor toewijzing in aanmerking. De benadeelde partij heeft deze kleding teruggekregen. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat die kleding door toedoen van verdachte is beschadigd. De rechtbank zal dit deel van de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor kosten vervoer voor toekomstige behandelingen, de kosten van de begeleiding door de ouders en de kosten vervoer naar de huisarts op 15 februari 2023, is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de gevorderde bedragen zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de (toekomstige) schade onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de kosten van het vervoer naar de huisarts merkt de rechtbank nog op dat dit is geweest voor een cystitis (blaasontsteking). Nu verdere onderbouwing hiervan ontbreekt, is onvoldoende komen vast te staan dat dit verband heeft gehad met het feit. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de overgelegde stukken worden vastgesteld dat bij de benadeelde naar objectieve maatstaven sprake is van geestelijk letsel als gevolg van het bewezenverklaarde handelen door verdachte. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 5.000,= billijk. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de door de benadeelde gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een totaalbedrag van € 5.282,50, waarvan € 282,50 aan materiële schade en € 5.000,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat verdachte de proceskosten moet vergoeden. De ouders van de benadeelde partij hebben het recht op een advocaat naar keuze. Zij hebben ervoor gekozen om gebruik te maken van hun rechtsbijstandsverzekering. Hierdoor zijn de kosten beperkt gebleven tot een eigen bijdrage van € 250,=. De rechtbank stelt vast dat de advocaat van de ouders ook in de zaak van [medeverdachte01] als advocaat heeft opgetreden, terwijl de ouders aan deze advocaat maar één keer de eigen bijdrage van
€ 250,= moesten betalen. Daarom zal de rechtbank de proceskosten hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:Met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 191 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte, als de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, gedurende de proeftijd meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en een eventueel hieruit voortkomende voor hem noodzakelijk geachte behandeling en/of begeleiding;
Van rechtswegegelden hierbij nog de volgende
voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, zijn medewerking verleent aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
90 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer01]van
€ 5.282,50,waarvan € 282,50 aan materiële schade en € 5.000,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij af wat betreft het bedrag van € 75,= aan materiële schade in verband met kleding;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer01] , € 5.282,50te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 250,=;
- bepaalt dat verdachte met de [medeverdachte02] hoofdelijk aansprakelijk is voor dit bedrag.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. W. Toekoen en mr. M. Kruit, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juni 2023.