ECLI:NL:RBZWB:2023:4249

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
02-665234-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procesafspraken en bewezenverklaring in hennepteeltzaak

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 juni 2023, waar de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte, geboren in 1989 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, werd bijgestaan door raadsman mr. S. de Korte. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Er werd een afdoeningsvoorstel gemaakt, waarin procesafspraken werden vastgelegd, en de verdachte verklaarde volledig achter deze afspraken te staan.

De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 1 september 2016 te Zevenbergen, samen met anderen, opzettelijk 132 hennepplanten en 4360 hennepstekken had geteeld. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee dagen, wat in overeenstemming was met de gemaakte procesafspraken. De rechtbank hield rekening met de aard en ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit en verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar. De beslissing berustte op de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Het vonnis werd uitgesproken ter openbare zitting op 20 juni 2023 door de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-665234-17
vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1989 te [geboorteplaats01]
wonende te [woonplaats01]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
129 hennepplanten heeft geteeld dan wel aanwezig heeft gehad en de daarvoor benodigde elektriciteit heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.Het afdoeningsvoorstel

Inleiding
Het Openbaar Ministerie en de raadsman hebben de mogelijkheid onderzocht van het maken van procesafspraken met betrekking tot de afdoening van deze strafzaak. Naar aanleiding van dit gesprek en een e-mail van 10 januari 2023 is met instemming van het Openbaar Ministerie, verdachte en de raadsman op 27 januari 2023 een overeenkomst opgemaakt (hierna: het afdoeningsvoorstel) waarin de procesafspraken zijn opgenomen die betrekking hebben op deze strafzaak.
Ook is op 27 januari 2023 een schikking als bedoeld in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) getroffen in de tegen verdachte aanhangige ontnemingszaak.
Inhoud procesafspraken
Concreet omvat het afdoeningsvoorstel de volgende procesafspraken:
- verdachte zal afzien van het indienen van onderzoekswensen;
- door/namens verdachte zullen geen bewijsverweren worden gevoerd;
- het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting een straf van twee dagen onvoorwaardelijke gevangenisstraf vorderen (o.a. gelet op artikel 63 Sr en de overschrijding van de redelijke termijn; de te vorderen straf is gelijk aan het voorarrest);
- door/namens verdachte en door het Openbaar Ministerie zal geen hoger beroep worden ingesteld indien de rechtbank komt tot een strafoplegging conform de tussen partijen gemaakte afspraken.
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de behandeling op de zitting van 6 juni 2023 zijn de procesafspraken met verdachte besproken. Verdachte heeft verklaard goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft aangegeven volledig achter die afspraken te staan en dat hij deze overeenkomst vrijwillig is aangegaan. Duidelijk is geworden dat verdachte bij het hele proces om tot afspraken met het Openbaar Ministerie te komen, steeds voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van de verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) stelt. Dit brengt mee dat de rechtbank acht kan slaan op de gemaakte procesafspraken.
De voorzitter heeft benadrukt dat de rechtbank geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv leidend is geweest.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken en verwerken van 132 (moeder)hennepplanten en 4360 hennepstekken. De officier van justitie acht niet bewezen dat er sprake is geweest van diefstal van stroom.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de gemaakte procesafspraken heeft de verdediging zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 1 september 2016 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt (in een woning en/of pand aan [adres]
) ongeveer 132 (moeder)hennepplanten en 4360
hennepstekken, zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen, conform de met de verdediging gemaakte procesafspraken, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
2 dagen met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de eis van de officier van justitie, die in overeenstemming is met de gemaakte procesafspraken, te volgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het telen van 132 hennepplanten en 4360 hennepstekken in een woning. Door het houden van een hennepkwekerij/-stekkerij in een woning kunnen gemakkelijk brandgevaarlijke situaties ontstaan. Daarnaast is een hennepkwekerij/-stekkerij aan te merken als een illegale economische activiteit waarmee aanzienlijk winsten kunnen worden behaald. Bovendien is hennep bij gebruik niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar ook - direct en indirect - de oorzaak van diverse vormen van criminaliteit.
Bij de bepaling van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, neergelegd in de door de Landelijke Commissie voor Straftoemeting opgestelde oriëntatiepunten voor de staftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten). Bij het bepalen van de straf is in het voordeel van verdachte meegewogen dat het onderhavige strafbare feit reeds bijna 7 jaar geleden is gepleegd en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Wat de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden betreft, heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat verdachte de schade heeft vergoed van de [benadeelde01] B.V. (die haar vordering vervolgens heeft ingetrokken). Waarde hecht de rechtbank ook aan de omstandigheid dat er in de ontnemingszaak een schikking is getroffen en dat het overeengekomen (door verdachte genoten) wederrechtelijk voordeel wordt ontnomen. Ook deze omstandigheden moeten naar het oordeel van de rechtbank in het voordeel van verdachte worden meegewogen.
Al de hiervoor genoemde omstandigheden maken dat de rechtbank het niet opportuun vindt om verdachte nu nog een straf op te leggen die tot gevolg zou hebben dat hij vanwege het bewezenverklaarde terug naar de gevangenis moet. De rechtbank komt, rekening houdend met de aard en ernst van het strafbare feit en de hiervoor vermelde strafmatigende factoren, tot een strafoplegging die in overeenstemming is met de straf zoals opgenomen in het afdoeningsvoorstel en op de zitting door de officier van justitie gevorderd. Deze straf vindt de rechtbank passend en in redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak en de overige omstandigheden zoals hiervoor genoemd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Veldhuizen, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juni 2023.
Mrs. Veldhuizen en Van Nieuwkerk zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.