6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten. Op 15 oktober 2022 is in een bibliotheek in de jas van verdachte een imitatiewapen aangetroffen. Naast dit feit heeft verdachte zich op 26 oktober 2022 schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht met gebruik van een imitatiewapen. Uit het ter zitting getoonde filmpje blijkt dat verdachte – terwijl hij achter aangever aanrent – het wapen doorlaadt, hetgeen duidelijk hoorbaar is en indruk maakt. Dergelijke feiten zijn bijzonder kwalijk en zorgen naast een gevoel van angst en onveiligheid bij slachtoffers ook voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte zich zo eenvoudig voorziet van (imitatie)wapens, deze gebruikt en kennelijk niet stilstaat bij de effecten hiervan. Hij lijkt hierin hardleers te zijn gelet op de omstandigheid dat hij twee dagen na het incident bij de bibliotheek veroordeeld is voor wapenbezit op school, een dag daarna verhoord is in verband met het wapenbezit in de bibliotheek en toch enkele dagen daarna opnieuw met een wapen op zak rondloopt en dit ook nog gebruikt. De rechtbank vindt dit kwalijk en zeer zorgelijk.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een supermarkt. Dergelijke feiten veroorzaken overlast en onrustgevoelens en brengen voor de slachtoffers financiële schade met zich mee. Ook hier lijkt verdachte niet bij stil te staan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor wapenbezit. Verder is artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing, gelet op de veroordeling van 17 oktober 2022.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport en advies van de Raad van 29 mei 2023 en de toelichting c.q. aanvulling hierop ter zitting. Uit dit rapport blijkt dat verdachte een belast verleden heeft. Hij heeft ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en is meermaals gewisseld van verblijfplaats. Er is in 2021 een kinderpsychiatrisch onderzoek afgenomen door [hulpverlening01] . Op dat moment leek de meest passende diagnose voor het gedrag van verdachte te zijn dat er sprake is van een ADD-beeld. In datzelfde onderzoek van [hulpverlening01] staat ook aangegeven dat sprake is van een beneden gemiddeld cognitief niveau, waardoor er mogelijk sprake is van overschatting. Er is mogelijk sprake van een (licht) verstandelijke beperking, zijn IQ is eerder tussen 70-85 gemeten. Daarnaast heeft verdachte duidelijk last van traumatische gebeurtenissen. Door zijn negatieve ervaringen heeft verdachte het idee dat hij de ander niet kan vertrouwen. De wereld voelt voor hem als bedreigend en hij kan zijn omgeving als angstig en bedreigend ervaren. Ook zijn er twijfels over zijn gewetensontwikkeling. Om niet overspoeld te raken door deze gevoelens probeert verdachte afstand te creëren door agressief te reageren en de ervaren problemen zelf op te lossen. De Raad kan zich voorstellen dat [verdachte01] nog steeds getraumatiseerd is door zijn belast verleden. Voor het voorkomen van herhaling is het van belang dat [verdachte01] bij zijn problematiek passende begeleiding en hulp krijgt en tevens wordt het belang van een nieuw psychodiagnostisch onderzoek gezien. Om verdere problemen in de toekomst te voorkomen, zou het wenselijk zijn als [verdachte01] behandeling krijgt gericht op het verwerken van zijn traumatische gebeurtenissen. Hiervoor zal hij eerst onderzocht moeten worden zodat er passende behandeling ingezet kan worden. Positief is dat sinds verdachte bij zijn tante woont, er sprake is van een goede ontwikkeling. Het gaat goed bij zijn tante thuis, hij heeft een positieve daginvulling en hij houdt afstand van negatieve contacten. De kwetsbaarheden blijven echter bestaan zolang er geen duidelijkheid is over zijn ontwikkeling en hiervoor hulp ingezet wordt. De Raad wil dan ook dat hier op ingezet wordt. De Raad houdt rekening met de hoeveelheid feiten en de ernst hiervan. Gelet hierop adviseert de Raad om aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich houdt aan het programma van werk/school/stage zoals dat met hem afgesproken is/wordt;
- zich houdt aan de aanwijzingen de gecertificeerde instelling te weten William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, ook als dit inhoudt open/transparant zijn over waar hij met wie is;
- meewerkt aan urinetesten voor zijn drugsgebruik wanneer de jeugdreclasseerder dit nodig acht;
- meewerkt aan een psychodiagnostisch onderzoek en de benodigde behandeling waarbij de jeugdreclasseerder samen met verdachte bekijkt wanneer verdachte voldoende open staat voor een dergelijk onderzoek en behandeling,
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht. Daarnaast adviseert de Raad om een onvoorwaardelijke werkstraf aan verdachte op te leggen.
De betrokken jeugdreclasseerder van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft ter zitting verklaard dat hij tevens vanuit de bij beschikking van 17 oktober 2022 uitgesproken ondertoezichtstelling betrokken is. De jeugdreclasseerder sluit zich aan bij het advies van de Raad. Gelet op wat verdachte heeft meegemaakt gaat het op zich goed met hem, hij zet positieve stappen en het is belangrijk dat hij dit volhoudt. De jeugdreclasseerder onderschrijft het belang van een nieuw psychodiagnostisch onderzoek. Een dergelijk onderzoek kan duidelijkheid bieden over wat verdachte nodig heeft en kan door [jeugdzorg01] uitgezet worden. Een extra bijzondere voorwaarde waarin verdachte wordt verplicht mee te werken aan de begeleiding van [jeugdzorg01] wordt als wenselijk gezien door de jeugdreclasseerder. Daarbij denkt hij dat een proeftijd van twee jaar goed zal zijn.
Toerekeningsvatbaarheid
De verdediging heeft verzocht om het feit met parketnummer 02-276457-22 verminderd aan hem toe te rekenen. Hoewel er geen recent deskundigenonderzoek heeft plaatsgevonden, heeft er in 2021 wel een kinderpsychiatrisch onderzoek door [hulpverlening01] plaatsgevonden. De bevindingen hiervan zijn opgenomen in het rapport van de Raad, zoals hiervoor weergegeven. In de bevindingen zoals hiervoor opgenomen omtrent de persoonlijke problematiek van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om het feit met parketnummer 02-276457-22 licht verminderd aan verdachte toe te rekenen. Dit zal tot uiting komen in de hierna te vermelden straf, meer specifiek in de werkstraf die opgelegd zal worden.
Straf
Gelet op het voorgaande en op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie ten aanzien van de jeugddetentie passend en geboden en zij zal dit deel van de eis overnemen. Gelet op de hiervoor genoemde hardleersheid van verdachte met betrekking tot wapens is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een taakstraf zoals voorgesteld door de verdediging. De rechtbank acht een voorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk om de ernst van de feiten te benadrukken en als stok achter de deur om verdachte te motiveren zijn positief ingezette ontwikkeling voort te zetten en zich niet meer met wapens of andere strafbare feiten in te laten. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie worden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad verbonden, aangevuld met de voorwaarde dat verdachte dient mee te werken aan de begeleiding van [jeugdzorg01] . Geconstateerd wordt immers dat hij baat heeft bij die begeleiding, dat zij het psychodiagnostisch onderzoek kunnen inzetten dat nodig wordt geacht en dat verdachte de begeleiding prettig vindt. Om onderlinge problemen in de toekomst te voorkomen zal er ook een contactverbod met [slachtoffer01] (feit onder parketnummer 02-276457-22) als bijzondere voorwaarden worden opgenomen. Naast de jeugddetentie zal de rechtbank een werkstraf opleggen van 40 uur. De rechtbank heeft bij de hoogte van de straf rekening gehouden met de (licht) verminderde toerekenbaarheid en met de omstandigheid dat verdachte lange tijd in strenge schorsingsvoorwaarden heeft gelopen, waarvan geruime tijd met huisarrest en een enkelband, alsmede met het feit dat de rechtbank een feit minder bewezen acht dan de officier justitie.
De dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank stelt op grond van het strafblad van verdachte in combinatie met de informatie zoals opgenomen in het rapport van de Raad vast dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen wanneer hij niet adequaat behandeld/begeleid zal worden. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.