ECLI:NL:RBZWB:2023:4225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2856 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor opvang Oekraïners

Op 19 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar maakte tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van 19 woonunits voor de opvang van maximaal 62 Oekraïners. De vergunning omvatte verschillende activiteiten, waaronder het bouwen van tijdelijke woonunits en het tijdelijk afwijken van bestemmingsplanregels. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de vergunning geschorst zou worden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 juni 2023 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel verzoekster als de gemachtigden van verzoekster en het college aanwezig. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat het college de units snel wilde plaatsen. Echter, het verzoek werd afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college bevoegd was om de vergunning te verlenen en dat de belangen van de opvangvoorziening op een juiste manier waren afgewogen tegen de belangen van omwonenden.

De voorzieningenrechter stelde vast dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan, maar dat het college gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om tijdelijk af te wijken van dit plan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de impact van de woonunits op de woon- en leefomgeving van verzoekster niet onaanvaardbaar was en dat er geen reden was om de vergunning te schorsen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2856

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A.P.C. Kester),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van burgemeester en wethouders van 30 mei 2023 (bestreden besluit) waarin het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor het plaatsen van 19 woonunits voor de opvang van maximaal 62 Oekraïners op een grasveld naast de volkstuintjes aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] . De omgevingsvergunning omvat de activiteiten:
- het bouwen van tijdelijke woonunits;
- het tijdelijk afwijken van de regels in het bestemmingsplan;
- het maken van een tijdelijke uitweg;
- het uitvoeren van werkzaamheden bestaande uit het aanleggen van een tijdelijke weg en kabels en leidingen.
De vergunning treedt onmiddellijk na de bekendmaking in werking en geldt voor 5 jaar. Het college heeft aangegeven de units spoedig te willen plaatsen.
1.1
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat de vergunning wordt geschorst.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van het college en namens het college [naam medewerker 1] (afdelingshoofd maatschappelijke ontwikkeling), [naam medewerker 2] (juridische ondersteuning) en [naam medewerker 3] (vergunningverlener).

Overwegingen

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Omdat het college de units op zeer korte termijn wil plaatsen en in gebruik wil nemen, is er sprake van onverwijlde spoed.
2.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
2.2
Bij de beoordeling van het verzoek zal de voorzieningenrechter zich richten op de beroepsgronden. Dat betekent dat de voorzieningenrechter niet zal beoordelen of het college terecht vergunning heeft verleend voor het maken van een tijdelijke uitweg en het uitvoeren van werkzaamheden bestaande uit het aanleggen van een tijdelijke weg en kabels en leidingen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Was eiseres te vroeg met haar verzoek?
3. Het verzoek om voorlopige voorziening is ontvangen op 17 mei 2023. Ook het bezwaarschrift is op 17 mei 2023 gedateerd. De vergunning is pas op 30 mei 2023 afgegeven. Dat betekent dat het bezwaar en het verzoek om voorlopige voorziening zijn ingediend voordat het besluit formeel bekend was gemaakt en de bezwarentermijn was aangevangen. Van belang is dat namens het college op 16 mei 2023 een mail is verstuurd waarin is aangegeven dat het college die ochtend heeft besloten de vergunning te verlenen en dat het de bedoeling is om op 17 mei 2023 te beginnen met grond storten en op 22 mei 2023 met het plaatsen van de units. Het is logisch dat verzoekster naar aanleiding van deze mededeling al een verzoek om voorlopige voorziening indient, zonder dat het besluit formeel bekend is gemaakt of in werking is getreden.
3.1
Het college heeft ter zitting erkend dat er weliswaar sprake is van een prematuur bezwaar, maar dat al wel een besluit was genomen en dat het college de te vroege indiening van het bezwaar niet zal gebruiken als argument om het bezwaar niet inhoudelijk in behandeling te nemen. [1]
Op welk punt is de vergunning in strijd met het bestemmingsplan?
4. Het college heeft vergunning verleend voor het plaatsen van 19 woonunits op een grasveld naast de volkstuintjes aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] . De gronden waarop de units worden geplaats hebben op grond van het bestemmingsplan [2] de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden -Landschapswaarden’, de dubbelbestemming. ‘Waarde Archeologie 3’en de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – randzone’. Huisvesting van mensen en het plaatsen van voor bewoning bestemde gebouwen, uitgezonderd een bedrijfswoning, is hier niet toegestaan. De units zijn daarmee in strijd met zowel de gebruiksvoorschriften als de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan.
Was het college bevoegd een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan te verlenen?
5. Verzoekster zet vraagtekens bij het besluit van het college om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan. De tijdelijkheid is wat haar betreft onvoldoende onderbouwd.
5.1
In dit geval heeft het college gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 2:12, eerste lid, onder a, sub 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, onder 11, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) biedt om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan voor een termijn van ten hoogste 10 jaar. In dit geval is vergunning verleend voor 5 jaar.
In de Nota van toelichting bij het besluit tot wijziging van het Bor onder onderdeel J wordt aangegeven: “Bij het verlenen van de vergunning behoeft slechts in voldoende mate aannemelijk te zijn dat het gebruik van het gebouw, na afloop van de gestelde termijn, daadwerkelijk kan en zal worden beëindigd.” [3] Ook de jurisprudentie laat zien dat uitsluitend is vereist dat het feitelijk mogelijk en aannemelijk moet zijn dat de vergunde activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. [4] In dit geval is het, gezien de bouwmethode, de reden van de tijdelijke bouw en de situering, aannemelijk en mogelijk dat de woonunits na 5 jaar weer gesloopt of afgevoerd worden.
5.2
Het college is dus in beginsel bevoegd om een vergunning te verlenen om in afwijking van het bestemmingsplan woonunits ten behoeve van de opvang van Oekraïense vluchtelingen voor maximaal 5 jaar te realiseren. Daarbij moet wel aan de overige voorwaarden voldaan worden, hetgeen hieronder zal worden besproken.
Heeft het college omwonenden op de juiste manier betrokken?
6. Het college is volgens verzoekster te laat begonnen met het vinden van een alternatief voor de huidige opvanglocatie. Niet is aangetoond dat de Oekraïners niet op de huidige locatie kunnen blijven. Omwonenden zijn te laat geïnformeerd. Omwonenden willen dat vast wordt gelegd dat alleen Oekraïners worden opgevangen en dat dit voor maximaal 3 tot 5 jaar is. Ook willen zij dat het veldje na afloop weer in de oude staat wordt teruggebracht. Verzoekster geeft aan dat ze geen inzicht heeft in het locatie-onderzoek met 30 locaties. Omwonenden hebben alternatieve locaties aangedragen waar minder strijd met het bestemmingsplan en minder impact op de omgeving is. Het college heeft voorstellen van de kerngroep tot schaalverkleining niet overgenomen. Verzoekster had liever dat een vergunning voor maximaal 2 jaar wordt verleend.
6.1
Het college geeft aan dat de gemeente haast heeft met het vinden van een nieuwe opvanglocatie voor de Oekraïners. Het gebouw in [plaatsnaam] waar ze nu worden opgevangen, wordt binnenkort gesloopt. Het college benadrukt dat er wel overleg is geweest met de kerngroep [straatnaam] en dat verschillende suggesties van de kerngroep zijn overgenomen in het plan. Op 6 en 11 april 2023 zijn er informatieavonden geweest voor omwonenden.
6.2
Dit argument leidt niet tot toekenning van het verzoek. Het college heeft beleidsruimte bij de keuze waar een tijdelijke voorziening voor de opvang van Oekraïners wordt gerealiseerd. Dat houdt in dat het college er voor mag kiezen om de Oekraïense vluchtelingen op 2 locaties in de gemeente op te vangen (in plaats van 3 locaties) en dat het college ook vrij is om de omvang van de opvanglocatie te kiezen. Ook is het aan het college om te bepalen hoe het terrein ingericht wordt. Het college heeft aangegeven dat er nog ruimte is voor inspraak over de inrichting van het terrein. Voor zover omwonenden te laat of onvoldoende in het proces zijn betrokken, kan dat in de bezwaarfase hersteld worden. Dit is op zichzelf geen reden om de vergunning te herroepen of te vernietigen.
6.3
In de vergunning wordt een aantal eisen van de omwonenden al ingewilligd. De vergunning is verleend voor maximaal 5 jaar en expliciet voor de opvang van Oekraïners. Ook is terugbrengen in de oude staat als voorwaarde opgenomen. Mocht het college de woonunits langer laten staan of voor andere doelen willen gebruiken, dan is dat in strijd met de verleende vergunning.
6.4
Wat betreft de mogelijkheid een vergunning voor 2 jaar te verlenen heeft het college aangegeven dat hij niet in kan schatten hoe lang de oorlog en daarmee de noodzaak voor opvang van de Oekraïners nog zal duren. Om te voorkomen dat na 2 jaar nieuwe procedures moeten worden gevoerd, is een vergunning voor 5 jaar verleend. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college deze keuze in redelijkheid kon maken.
Voldoet de vergunning aan een goede ruimtelijke ordening?
7. Verzoekster geeft aan dat de woonunits grote invloed op haar woon- en leefklimaat hebben en dat haar belangen moeten prevaleren boven die van de gemeente Veere. Het gaat daarbij met name om zicht, privacy, verkeer, parkeren en geluid.
7.1
De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de vergunning voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en dat er dus geen reden is om de gevraagde voorziening te weigeren wegens strijd daarmee.
In Nederland bestaat geen recht op blijvend vrij uitzicht. De woonunits komen niet recht tegenover de woning van verzoekster te staan. Het college heeft bovendien ter zitting toegezegd dat de gemeente bereid is om extra groenvoorzieningen aan te planten om de woonunits meer uit het zicht te onttrekken.
Verzoekster heeft niet onderbouwd waarom er problemen zijn te verwachten met betrekking tot privacy. De units zijn aan de overzijde van de openbare weg gelegen, hebben aan de zijde van de openbare weg een wand zonder raamopeningen en zijn slechts één laag hoog.
Het college heeft verder toegelicht dat het in hoofdzaak zal gaan om de opvang van vrouwen en kinderen, zodat er geen aanleiding is om (geluids)overlast te verwachten.
Hoewel er tenslotte sprake zal zijn van wat extra verkeer, is de ontwikkeling niet dusdanig dat problemen met de verkeersafwikkeling of de verkeersveiligheid zijn te verwachten. Het college heeft aangegeven dat de meeste Oekraïense vluchtelingen geen auto bezitten.
Natuurlijk heeft de tijdelijke woonvoorziening een impact op de woonomgeving van verzoekster, maar de voorzieningenrechter vindt met het college dat de impact niet onaanvaardbaar is.
7.2
Het college geeft in het besluit aan dat er fors minder parkeerplaatsen worden gerealiseerd dan de norm van 1,6 parkeerplaats per woonunit. Toch heeft het college de vergunning verleend. Dit is in het besluit niet toegelicht. Ter zitting heeft het college aangegeven dat bekend is dat de 27 Oekraïners die nu in [plaatsnaam] wonen in totaal 3 auto’s bezitten. Van de Oekraïners die vanuit de andere kernen naar [plaatsnaam] komen is niet duidelijk hoeveel auto’s ze bezitten. De inschatting is dat 7 parkeerplaatsen feitelijk genoeg zijn voor de 50 mensen die opgevangen gaan worden. Het college heeft dit met feiten onderbouwd. Bovendien kan er ook nog geparkeerd worden naast de straat voor de woonunits. Als het nodig is kunnen meer parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Vooralsnog gaat dat onnodig ten koste van het groen. Hoewel dit punt in de beslissing op bezwaar nog nader gemotiveerd moet worden, verwacht de voorzieningenrechter niet dat een tekort aan parkeerplaatsen ertoe leidt dat de vergunning niet verleend kan worden. Dit is dan ook geen reden om de vergunning te schorsen.

Conclusie en gevolgen

8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Het college was in beginsel bevoegd de vergunning te verlenen en heeft de belangen van de opvangvoorziening afgewogen tegen de belangen van omwonenden. De voorzieningenrechter verwacht dat de vergunning in bezwaar, waar nodig met aanvulling van de motivering, in stand zal blijven. Er is dus geen aanleiding de vergunning te schorsen.
8.1
Omdat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, is er geen aanleiding om het griffierecht en de proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 19 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Daarmee is voldaan aan de connexiteitsvereiste van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] , tot en met de 5e herziening
3.Zie Nota van toelichting bij Besluit van 4 september 2014 tot wijziging van het Bor en diverse andere algemene maatregelen van bestuur in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht, Staatsblad 2014, 333
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1112 en van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2451