ECLI:NL:RBZWB:2023:4177

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
02-138286-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging tijdens vechtpartij in café met letsel en vernielingen

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juni 2022 betrokken was bij een vechtpartij in een café in Oisterwijk. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Huseinovic, werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging. Tijdens de zitting op 1 juni 2023 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld, gebaseerd op verklaringen van getuigen en videobeelden van de incidenten. De verdediging betwistte dit en pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte enkel had geprobeerd de situatie te sussen.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het openlijk geweld, ondanks dat niet altijd duidelijk was wie welke handelingen had verricht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, een nauwe en bewuste samenwerking had vertoond tijdens de geweldshandelingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het toebrengen van letsel aan een van de aangevers, omdat niet kon worden vastgesteld wie dit letsel had veroorzaakt.

De rechtbank legde een taakstraf van 150 uur op, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich gedurende twee jaar niet schuldig mocht maken aan nieuwe strafbare feiten. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waarbij de vorderingen van enkele partijen niet-ontvankelijk werden verklaard. De uitspraak benadrukte de ernst van geweldpleging in het openbaar en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-138286-22
vonnis van de meervoudige kamer van 15 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. A. Huseinovic, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juni 2023, waarbij de officier van justitie mr. E.E. de Feijter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 4 juni 2022 samen met anderen betrokken was bij een vechtpartij in een café in Oisterwijk, waarbij geweld is gebruikt tegen personen en goederen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte betrokken was bij de vechtpartij en baseert zich daarbij op de verklaringen van aangevers, de getuigenverklaringen en de beelden van de bewakingscamera’s van het café. Dat niet steeds duidelijk is wie van de verdachten wie heeft geslagen, of wie van hen welke spullen heeft vernield is bij een verdenking van openlijke geweldpleging niet relevant. Verdachte maakte onderdeel uit van een groep en leverde een significante bijdrage aan het geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte een voldoende wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen de aangevers en de goederen genoemd in de tenlastelegging. Zijn handelen was er alleen op gericht om de boel te sussen. Verder was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeverdachte en verdachte. De verdediging heeft daarom vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Op basis van de verklaringen van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] gaat de rechtbank ervan uit dat de ruzie op het terras van het café is ontstaan tussen de groep van verdachte en de medeverdachte enerzijds en de groep van [aangever 1] anderzijds. Over wat er tijdens het geweldsincident is voorgevallen hebben aangevers en getuigen verklaard. Ook zijn videobeelden beschikbaar van bewakingscamera’s in het café en op het terras en van mobiele telefoons waarop geweldshandelingen tegen zowel personen als goederen te zien zijn. De rechtbank gaat uit van de genoemde verklaringen voor zover zij elkaar niet weerspreken of op de videobeelden iets anders is te zien.
[aangever 1] en [getuige 1] hebben allebei verklaard dat zowel verdachte (door [aangever 1] en [getuige 1] aangeduid als respectievelijk ‘de jongen die mij een shotje aanbood’ en ‘verdachte 1’) als [medeverdachte] (door hen aangeduid als respectievelijk ‘ [naam] ’ en ‘verdachte 2’) [aangever 1] hebben geslagen. [aangevers] hebben verklaard dat verdachte op de bar stond toen het gevecht zich naar binnen in het café achter de bar voortzette. Verdachte schopte volgens hen tegen alles wat op de bar stond, waardoor er glaswerk en een glazen kast achter de bar kapot gingen. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte (‘de jongen met het baardje’) de boel stond op te jutten toen hij op de bar stond. Op de videobeelden is te zien dat verdachte op de bar in het café staat en de rechtbank kan zijn gedragingen op de bar niet anders interpreteren dan als aanjagen of opjutten, zoals [getuige 2] ook zegt. Op geen enkele manier is dit gedrag te interpreteren als sussen, zoals de verdediging naar voren heeft gebracht. Ook verdachtes verklaring dat het hem zwart voor de ogen werd toen hij zag dat zijn vriend werd geslagen duidt er niet op dat zijn handelen was gericht op de-escaleren.
Op de videobeelden is verder te zien dat het verdachte is die [medeverdachte] wenkt om te komen, waarna [medeverdachte] zich met geweld tot de groep van [aangever 1] richt en het gevecht begint. Ook is te zien dat verdachte en [medeverdachte] zich steeds bij elkaar in de buurt bevinden, met name op de momenten dat één van hen geweldshandelingen verricht.
Gelet op deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat er tussen verdachte en in ieder geval de [medeverdachte] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking in het plegen van de geweldshandelingen, waaraan verdachte door de hierboven omschreven eigen (gewelds)handelingen een voldoende wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd.
Geweld gepleegd tegen [aangever 2]
Vast staat dat [aangever 2] tijdens het geweldsincident letsel heeft opgelopen. Dit volgt uit zijn verklaring, de bijgevoegde foto’s waarop het letsel te zien is, en de medische informatie. Volgens aangever is dit letsel toegebracht op het moment dat hij zijn vader hielp met opstaan. Wie hem dit letsel heeft toegebracht wordt uit het dossier niet duidelijk. Aangever zelf heeft niet gezien wie hem heeft geschopt of geslagen. [getuige 2] heeft wel gezien dat aangever werd geschopt, maar zag niet door wie. Op de videobeelden is niet zichtbaar dat aangever wordt geschopt of geslagen op het moment dat hij zijn vader helpt opstaan. Nu niet duidelijk is wie het letsel bij aangever heeft toegebracht, en er ook door andere personen dan die behorend tot de groep van verdachte en de medeverdachte geweld werd uitgeoefend, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig bewijs dat het letsel het gevolg is van geweld gepleegd door verdachte of door personen waarmee verdachte samen geweld uitoefende. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Vernieling van de terrasruit
Op foto’s gevoegd in het dossier is te zien dat een terrasruit dichtbij de voorgevel van het café is vernield.
Verschillende aangevers en getuigen hebben verklaard dat zij zagen dat de terrasruit werd vernield. Volgens deze aangevers en getuigen verplaatste het geweld zich na het kapotslaan van de terrasruit van het terras naar binnen in het café.
Op de beelden van video [bestand] is vanaf het tijdstip 02:07:35 (tijdstip op het beeld van de bewakingscamera) te zien dat verdachte en [medeverdachte] allebei achter het terras aan de zijkant van het café lopen – vanaf de straatzijde gezien aan de rechterkant – en op het tijdstip 02:07:41 staan zij allebei ter hoogte van de terrasruit die volgens de foto in het dossier is vernield. Vanaf het tijdstip 02:07:45 loopt eerst verdachte weer richting de straat en de voorkant van het terras, en vanaf het tijdstip 02:07:47 is te zien dat [medeverdachte] door een persoon in diezelfde richting wordt getrokken/geduwd. Om 02:07:53 is [medeverdachte] bij de ingang van het terras, waar hij zich losrukt en vervolgens over het terras het café in rent. Verdachte rent samen met een heleboel andere personen achter hem aan naar binnen op het tijdstip 02:07:56. Op het terras worden daarna enige tijd geen geweldshandelingen gepleegd. Het gevecht gaat vanaf dat moment in het café verder achter de bar.
Gelet op voornoemde verklaringen en camerabeelden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het geweld in vereniging heeft gepleegd. Wie de ruit precies heeft vernield, is niet relevant: wie in een verenigde groep een significante bijdrage levert aan de geweldshandelingen is medeverantwoordelijk voor het geweld dat door de hele groep is gepleegd. Dat één aangever anders heeft verklaard dan de rest over wie de terrasruit heeft ingeslagen, vindt de rechtbank voorstelbaar gezien het tumult en de snelheid waarmee een en ander is geschied (zoals ook zichtbaar is op de camerabeelden) en doet niet af aan de vaststelling dat één van hen de ruit heeft vernield.
Geweldpleging tegen brandbus
[aangever 2] heeft verklaard dat de brandblusser van de muur werd getrokken. Het dossier bevat echter geen bewijs dat verdachte of de groep waartoe verdachte behoorde de tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Geweld gepleegd tegen [aangever 3] en [aangever 1] en geweld gepleegd tegen glaswerk en een kast
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank deze tenlastegelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 juni 2022 te Oisterwijk openlijk, te weten aan [adres] en/of in/bij [bedrijf] ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [aangever 3] en/of
[aangever 1] en goederen, te weten (in ieder geval) glaswerk en een ruiten
/ofeen kast
door voornoemde goederen om te gooien en/of tegen deze goederen te slaan/duwen
en/of hiermee te gooien en/of voornoemde [aangever 3] en/of [aangever 1] meermaals (met een glas) tegen/op het gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of te duwen en/of te schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur en een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en deelname aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De reclassering heeft een voorwaardelijke straf geadviseerd met daarbij bijzondere voorwaarden. Verdachte wil geen bijzondere voorwaarden, omdat hij een first offender is. Mocht hij vaker in aanraking komen met politie en justitie vanwege geweldsdelicten dan zou een reclasseringstoezicht van toegevoegde waarde kunnen zijn, maar nu nog niet. Een taakstraf van 50 uur zou passend zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met in ieder geval één medeverdachte schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld op het terras van een café en in dat café. Zonder noemenswaardige aanleiding hebben zij zich op één van de aangevers gericht en hem geslagen, waardoor deze aangever gewond raakte. Hoewel zij diverse malen van het terras zijn verwijderd kwamen zij steeds weer terug om door te gaan met het plegen van geweldshandelingen. Bij een poging beide verdachten uit het café te verwijderen is de vader van de eigenaar van het café op het terras door verdachte en de medeverdachte geschopt en geslagen. Op het terras van het café is een ruit kapotgeslagen en in het café hebben verdachte en de medeverdachte allerlei glaswerk vernield.
Op het terras van het café zaten ook andere cafégasten. Zij zijn ongewild getuige geweest van het agressieve gedrag van verdachte. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich op zo’n publieke locatie gewelddadig heeft gedragen. Dergelijke in het openbaar gepleegde misdrijven dragen bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onbehagen en onveiligheid.
Uit het strafblad op naam van verdachte van 20 april 2023 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Door reclasseringsinstelling Novadic-Kentron is op 26 april 2023 een adviesrapport opgesteld. Hieruit komt naar voren dat zorgen zijn gesignaleerd op het gebied van het sociaal netwerk, middelengebruik in combinatie met psychosociaal functioneren, en de houding van verdachte. Met name verdachtes verklaring dat het hem zwart voor de ogen werd ten tijde van het bewezenverklaarde feit, en dat hij onder invloed van alcohol zo boos kan worden dat hij niet meer weet wat hij doet, baart de reclassering zorgen. Verdachte ziet er geen groot probleem in, omdat hij nooit eerder in aanraking kwam met de politie. Hij ziet niet in waarom diagnostisch onderzoek, een justitiële interventie en/of ambulante behandeling hem zou kunnen helpen. Het ontbreekt verdachte volgens de reclassering aan probleembesef en -inzicht. De reclassering vindt een gedragsinterventie noodzakelijk.
De reclassering schat het recidiverisico in op gemiddeld, en het risico op onttrekken aan voorwaarden als hoog.
Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van één jaar, waarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld een meldplicht en deelname aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld.
De rechtbank overweegt dat door de LOVS als straforiëntatiepunt voor openlijk geweld waarbij enig lichamelijk letsel is toegebracht een taakstraf van 150 uur is gesteld. Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden ziet de rechtbank geen grond om hiervan af te wijken. Dat het verdachte soms zwart voor de ogen wordt, zoals ook ten tijde van het bewezenverklaarde feit, acht de rechtbank zorgelijk. De rechtbank ziet daarin aanleiding om een deel van de straf, te weten 60 uur, voorwaardelijk op te leggen, waarmee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (gewelds)delict te plegen. Zij zal daarbij, anders dan de reclassering heeft geadviseerd, een proeftijd van twee jaar stellen. Omdat het ‘zwart voor de ogen’ kennelijk niet eerder tot contact met politie of justitie heeft geleid zal de rechtbank nu niet de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.

7.De benadeelde partij

7.1
[bedrijf] V.O.F.
De benadeelde partij [bedrijf] V.O.F. vordert een schadevergoeding van
€ 1.890,57 in verband met geleden materiële schade.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering omvangrijk en complex is en op sommige punten onvoldoende is onderbouwd. Verder is onduidelijk is of de gevorderde kosten reeds zijn vergoed door de verzekeringsmaatschappij. De benadeelde partij dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering weliswaar omvangrijk is, maar daarmee niet zonder meer complex. De rechtbank ziet daarin geen grond voor niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank overweegt dat niet ondenkbaar is dat de gevorderde kosten inmiddels al zijn vergoed door de verzekeringsmaatschappij. Of dat het geval is, is niet duidelijk. Nu (de vertegenwoordiger van) de benadeelde partij niet ter terechtzitting aanwezig was, kon hierover op zitting geen duidelijkheid worden verkregen. Nader onderzoek hiernaar levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat het onderzoek zou moeten worden heropend en de zaak opnieuw gepland zou moeten worden om dit onderdeel ter terechtzitting te behandelen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.2
[aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 2.385,-, waarvan € 385,- voor materiële schade en € 2.000,- voor immateriële schade.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, te weten het plegen van openlijk geweld tegen deze benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.3
[aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 268,-, te weten
€ 179,- wegens een kapotte bril en € 89,- wegens een kapot overhemd.
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de gevorderde kosten van de bril geen rekening is gehouden met afschrijving. De bril is gekocht in 2021 en was bijna twee jaar oud.
Ten aanzien van het overhemd is aangevoerd dat geen aankoopnota is bijgevoegd ter onderbouwing van de schadepost. Niet bekend is wanneer het overhemd is gekocht en hoeveel het heeft gekost.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde partij heeft in zijn aangifte melding gemaakt van beschadiging van zijn bril en overhemd als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Ter onderbouwing van de gevorderde schade aan de bril is bijgevoegd een factuur die is gedateerd 13 september 2021. Ten tijde van het bewezenverklaarde feit was de bril dus ruim negen maanden oud. De rechtbank zal daarom rekening houden met een afschrijving van 10% per zes maanden om de restwaarde te bepalen, en zal gelet hierop een bedrag van € 161,10 toewijzen in verband met de beschadiging van de bril.
Ter onderbouwing van de gevorderde schade betreffende het overhemd is een foto bijgevoegd. Op deze foto zijn bloedvlekken op het overhemd te zien, maar ook een scheur in het midden van het rugpand van het overhemd. Er is geen aankoopbon bijgevoegd, zodat niet bekend is wanneer het overhemd is gekocht en hoeveel het heeft gekost. De rechtbank zal de schade daarom schatten op € 45,-.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 206,10.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 4 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling van het te vergoeden schadebedrag. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het overig gevorderde zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en tegen goederen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 (honderdvijftig) uren, subsidiair 75 (vijfenzeventig) dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 (dertig) dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke deel van de taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
88 (achtentachtig) urente verrichten onvoorwaardelijke taakstraf resteert;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
[bedrijf] V.O.F.
- verklaart de benadeelde partij [bedrijf] V.O.F. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[aangever 2]
- verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[aangever 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van € 206,10 (tweehonderdzes euro en tien cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3] € 206,10 (tweehonderdzes euro en tien cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 4 (vier) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en
mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 juni 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.