ECLI:NL:RBZWB:2023:4174

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
02-138285-22 (hoofdzaak) en 02-257583-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in café met meerdere betrokkenen en schade aan goederen

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juni 2022 betrokken was bij een vechtpartij in een café in Oisterwijk. De zaak werd behandeld op de zitting van 1 juni 2023, waar de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte openlijk geweld tegen personen en goederen, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij de vechtpartij. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld, gebaseerd op verklaringen van getuigen en camerabeelden. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering en stelde dat niet kon worden vastgesteld wie de aangevers letsel had toegebracht.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het letsel aan een van de aangevers, maar achtte het wel bewezen dat de verdachte betrokken was bij het openlijk geweld en de vernieling van goederen, zoals een terrasruit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier dagen op, die gelijkgesteld werd aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, en een taakstraf van 90 uren. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk, behalve voor de schadevergoeding aan een van de aangevers, die werd toegewezen tot een bedrag van € 206,10, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-138285-22 (hoofdzaak) en 02-257583-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 15 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1991 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [postcode01] [plaats01] , [adres01] ,
raadsman mr. R. El Bellaj, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juni 2023, waarbij de officier van justitie mr. E.E. de Feijter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 4 juni 2022 samen met anderen betrokken was bij een vechtpartij in een café in Oisterwijk, waarbij geweld is gebruikt tegen personen en goederen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte betrokken was bij een vechtpartij en baseert zich daarbij op de verklaringen van aangevers, de getuigenverklaringen en de beelden van de bewakingscamera’s van het café. Dat niet steeds duidelijk is wie van de verdachten wie heeft geslagen, of wie van hen welke spullen heeft vernield is bij een verdenking van openlijke geweldpleging niet relevant. Verdachte maakte onderdeel uit van een groep en leverde een significante bijdrage aan het geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat ten aanzien van [aangever01] op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld wie hem letsel heeft toegebracht. Op de camerabeelden is dit niet te zien. Ook is op basis van de camerabeelden niet vast te stellen op welk moment en door wie het terrasscherm kapot is gemaakt. De verklaringen van getuigen hierover lopen uiteen. De verdediging heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de verklaringen van aangevers [aangever02] en [aangever01] gaat de rechtbank ervan uit dat de ruzie op het terras van het café is ontstaan tussen de groep van verdachte en de medeverdachte enerzijds en de groep van [aangever02] anderzijds, waarbij de agressie allereerst kwam van onder meer verdachte en de medeverdachte. Over wat er tijdens het geweldsincident is voorgevallen hebben aangevers en getuigen verklaard. Ook zijn videobeelden beschikbaar van bewakingscamera’s in het café en op het terras en van mobiele telefoons waarop geweldshandelingen tegen zowel personen als goederen te zien zijn. De rechtbank gaat uit van de genoemde verklaringen voor zover zij elkaar niet weerspreken of op de videobeelden iets anders is te zien. Uit de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld.
Geweld gepleegd tegen [aangever01]
Vast staat dat [aangever01] tijdens het geweldsincident letsel heeft opgelopen. Dit volgt uit zijn verklaring, de bijgevoegde foto’s waarop het letsel te zien is, en de medische informatie. Volgens aangever is dit letsel toegebracht op het moment dat hij zijn vader hielp met opstaan. Wie hem dit letsel heeft toegebracht wordt uit het dossier niet duidelijk. Aangever zelf heeft niet gezien wie hem heeft geschopt of geslagen. [getuige01] heeft wel gezien dat aangever werd geschopt, maar zag niet door wie. Op de videobeelden is niet zichtbaar dat aangever wordt geschopt of geslagen op het moment dat hij zijn vader helpt opstaan. Nu niet duidelijk is wie het letsel bij aangever heeft toegebracht, valt niet uit te sluiten dat dit is gebeurd door andere personen dan die behorend tot de groep van verdachte en de medeverdachte. Dit betekent dat t het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat het letsel het gevolg is van geweld gepleegd door verdachte of door personen waarmee verdachte samen geweld uitoefende. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Vernieling van de terrasruit
Op foto’s gevoegd in het dossier is te zien dat een terrasruit dichtbij de voorgevel van het café is vernield.
Verschillende aangevers en getuigen hebben verklaard dat zij zagen dat de terrasruit werd vernield. Volgens deze aangevers en getuigen verplaatste het geweld zich na het kapotslaan van de terrasruit van het terras naar binnen in het café.
Op de beelden van video [bestand01] is vanaf het tijdstip 02:07:35 (tijdstip op het beeld van de bewakingscamera) te zien dat verdachte en [medeverdachte01] allebei achter het terras aan de zijkant van het café lopen – vanaf de straatzijde gezien aan de rechterkant – en op het tijdstip 02:07:41 staan zij allebei ter hoogte van de terrasruit die volgens de foto in het dossier is vernield. Vanaf het tijdstip 02:07:45 loopt eerst [medeverdachte01] weer richting de straat en de voorkant van het terras, en vanaf het tijdstip 02:07:47 is te zien dat verdachte door een persoon in diezelfde richting wordt getrokken/geduwd. Om 02:07:53 is verdachte bij de ingang van het terras, waar hij zich losrukt en vervolgens over het terras het café in rent. [medeverdachte01] rent samen met een heleboel andere personen achter hem aan naar binnen op het tijdstip 02:07:56. Op het terras worden daarna enige tijd geen geweldshandelingen gepleegd. Het gevecht gaat vanaf dat moment in het café verder achter de bar.
Gelet op voornoemde verklaringen en camerabeelden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het geweld in vereniging heeft gepleegd. Aan het verweer dat er tegenstrijdig wordt verklaard waardoor niet kan worden vastgesteld wie de ruit heeft vernield, gaat de rechtbank voorbij. Wie de ruit precies heeft vernield, is immers niet relevant: wie in een verenigde groep een significante bijdrage levert aan de geweldshandelingen is medeverantwoordelijk voor het geweld dat door de hele groep is gepleegd. Dat één aangever anders heeft verklaard dan de rest over wie de terrasruit heeft ingeslagen, vindt de rechtbank voorstelbaar gezien het tumult en de snelheid waarmee een en ander is geschied (zoals ook zichtbaar is op de camerabeelden) en doet niet af aan de vaststelling dat één van hen de ruit heeft vernield.
Geweldpleging tegen brandbus
[aangever01] heeft verklaard dat de brandblusser van de muur werd getrokken. Het dossier bevat echter geen bewijs dat verdachte of de groep waartoe verdachte behoorde de tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Geweld gepleegd tegen [aangever03] en [aangever02] en geweld gepleegd tegen glaswerk en een kast
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank deze tenlastegelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 juni 2022 te Oisterwijk
openlijk, te weten [adres02] en/of in/bij [bedrijf01] ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [aangever03] en/of [aangever02] en goederen, te weten (in ieder geval) glaswerk eneen ruiten
/ofeen kast
door voornoemde goederen om te gooien en/of tegen deze goederen te slaan/duwen
en/of hiermee te gooien en/of voornoemde [aangever03] en/of [aangever02] meermaals (met een glas) tegen/op het gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of te duwen en/of te schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft in haar strafeis onder meer rekening gehouden met de strafrichtlijnen van het Openbaar Ministerie, het blijvend zichtbare litteken in het gezicht van aangever
[aangever01] , het strafblad van verdachte en het reclasseringsadvies.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat in de strafeis te weinig rekening is gehouden met het reclasseringsadvies, de e-mailberichten van de begeleider van verdachte bij [zorgorganisatie] over de persoon van verdachte en met het tijdsverloop. Sinds het bevel tot voorlopige hechtenis ongeveer een jaar geleden is geschorst, hebben zich geen nieuwe geweldsdelicten voorgedaan en is het reclasseringstoezicht niet geretourneerd. Als verdachte nu terug moet naar de gevangenis raakt hij alles kwijt, waardoor de kans op recidive groter is. Verzocht wordt om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het daarnaast opleggen van een taakstraf is onwenselijk, omdat er nog een groot aantal uren taakstraf openstaat en verdachte door zijn beperking het overzicht verliest als daar nog meer uren aan toegevoegd worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met in ieder geval één medeverdachte schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld op het terras van een café en in dat café. Zonder noemenswaardige aanleiding hebben zij zich op één van de aangevers gericht en hem geslagen, waardoor deze aangever gewond raakte. Hoewel zij diverse malen van het terras zijn verwijderd kwamen zij steeds weer terug om door te gaan met het plegen van geweldshandelingen. Met name verdachte was daarin zeer vasthoudend. Bij een poging beide verdachten uit het café te verwijderen is de vader van de eigenaar van het café op het terras door verdachte en de medeverdachte geschopt en geslagen. Op het terras van het café is een ruit kapotgeslagen en in het café hebben verdachte en de medeverdachte allerlei glaswerk vernield.
Op het terras van het café zaten ook andere cafégasten. Zij zijn ongewild getuige geweest van het agressieve gedrag van verdachte. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich op zo’n publieke locatie gewelddadig heeft gedragen. Dergelijke in het openbaar gepleegde misdrijven dragen bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onbehagen en onveiligheid.
De rechtbank overweegt dat door de LOVS als straforiëntatiepunt voor openlijk geweld waarbij enig lichamelijk letsel is toegebracht een taakstraf van 150 uur is gesteld. Uit het strafblad op naam van verdachte van 20 april 2023 blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren al diverse malen is veroordeeld wegens geweldsdelicten. Onderdeel van de daarbij opgelegde straffen was vaak een voorwaardelijke straf. Gelet op de veroordelingen en op het feit dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd in een proeftijd van een eerdere veroordeling, ging daarvan voor verdachte onvoldoende preventieve werking uit. De rechtbank zal hiermee bij de bepaling van de strafmaat en -modaliteit in negatieve zin rekening houden.
Omdat verdachte is veroordeeld voor andere feiten nadat hij het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd zal de rechtbank rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering.
Door reclasseringsinstelling Novadic-Kentron is op 17 mei 2023 een adviesrapport opgesteld. Hieruit komt naar voren dat verdachte door zijn verstandelijke beperking in geval van alcoholgebruik vaak tot gewelddadige confrontaties met andere personen komt. Hij weet op die momenten niet meer wat hij doet, maar beseft nadien telkens dat hij in de fout is gegaan en heeft dan spijt van zijn gedrag. Verdachte beschikt over eigen woonruimte en heeft fulltime werk als timmerman in een zzp-constructie. Hij is daardoor in staat zijn openstaande schulden af te lossen. Hij wordt al zeven jaar begeleid door [zorgorganisatie] , waar hij op intensieve wijze door wordt ondersteund bij praktische zaken en die hem bijstaan als de psychosociale problemen de overhand nemen. In het kader van de schorsingsvoorwaarden is ambulante behandeling opgestart bij Novadic-Kentron . Verdachte lijkt een andere levensstijl te hebben aangenomen, waarin geen sprake meer is van alcoholgebruik. Omdat dit nog maar sinds kort het geval is wordt het recidiverisico, ook vanwege andere factoren, ingeschat als gemiddeld. De reclassering heeft geadviseerd een voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij geen bijzondere voorwaarden te stellen, omdat er al bijzondere voorwaarden van kracht zijn uit hoofde van een arrest van het gerechtshof van 25 juli 2022. Het opleggen van een gevangenisstraf zou volgens de reclassering gevolgen hebben voor de werkzaamheden en vervolgens voor het behouden van de huurwoning van verdachte, wat beide beschermende factoren tegen de kans op recidive zijn.
De rechtbank overweegt dat gelet op de ernst van het feit en het strafblad van verdachte oplegging van een gevangenisstraf van enige duur in de rede zou liggen. De rechtbank zal hiertoe niet overgaan vanwege de vergaande gevolgen die dat zou hebben voor het behoud van werk en woning, en daarmee voor het recidiverisico. In dit verband houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat verdachte zijn levensstijl lijkt te hebben veranderd, hetgeen er tot nu toe in heeft geresulteerd dat er sinds de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis geen nieuwe politiecontacten zijn geweest.
De rechtbank zal verdachte daarom nog een laatste kans geven en alleen de in voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen als onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met daarbij een taakstraf van 90 uren. Als stok achter de deur zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van vier maanden, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank zal daarbij niet de bijzondere voorwaarden stellen die nu aan de schorsing zijn verbonden, omdat gelijkluidende voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel zijn opgelegd door het gerechtshof bij arrest van 25 juli 2022 en aan dat voorwaardelijke strafdeel een proeftijd van drie jaar is verbonden.

7.De benadeelde partijen

7.1
[bedrijf01] V.O.F.
De benadeelde partij [bedrijf01] V.O.F. vordert een schadevergoeding van
€ 1.890,57 in verband met geleden materiële schade.
De verdediging heeft aangevoerd dat onduidelijk is of de gevorderde kosten reeds zijn vergoed door de verzekeringsmaatschappij. Deze onduidelijkheid mag niet in het nadeel van verdachte werken.
De rechtbank overweegt dat niet ondenkbaar is dat de gevorderde kosten inmiddels al zijn vergoed door de verzekeringsmaatschappij. Of dat het geval is, is niet duidelijk. Nu (de vertegenwoordiger van) de benadeelde partij niet ter terechtzitting aanwezig was, kon hierover op zitting geen duidelijkheid worden verkregen. Nader onderzoek hiernaar levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat het onderzoek zou moeten worden heropend en de zaak opnieuw gepland zou moeten worden om dit onderdeel ter terechtzitting te behandelen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.2
[aangever01]
De benadeelde partij [aangever01] vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 2.385,-, waarvan € 385,- voor materiële schade en € 2.000,- voor immateriële schade.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, te weten het plegen van openlijk geweld tegen deze benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.3
[aangever03]
De benadeelde partij [aangever03] vordert een schadevergoeding van € 268,-, te weten
€ 179,- wegens een kapotte bril en € 89,- wegens een kapot overhemd.
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de gevorderde kosten van de bril geen rekening is gehouden met afschrijving. De bril is ongeveer één jaar na aanschaf kapot gegaan.
Ten aanzien van het overhemd is aangevoerd dat op de bij de vordering gevoegde foto niet te zien is dat dit overhemd kapot is, alleen dat er bloedvlekken op zitten. Verder is de aanschafwaarde niet bekend. De verdediging heeft daarom bepleit de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde partij heeft in zijn aangifte melding gemaakt van beschadiging van zijn bril en overhemd als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Ter onderbouwing van de gevorderde schade aan de bril is bijgevoegd een factuur die is gedateerd 13 september 2021. Ten tijde van het bewezenverklaarde feit was de bril dus ruim negen maanden oud. De rechtbank zal daarom rekening houden met een afschrijving van 10% per zes maanden om de restwaarde te bepalen, en zal gelet hierop een bedrag van
€ 161,10 toewijzen in verband met de beschadiging van de bril.
Ter onderbouwing van de gevorderde schade betreffende het overhemd is een foto bijgevoegd. Op deze foto zijn bloedvlekken op het overhemd te zien, maar ook een scheur in het midden van het rugpand van het overhemd. Er is geen aankoopbon bijgevoegd, zodat niet bekend is wanneer het overhemd is gekocht en hoeveel het heeft gekost. De rechtbank zal de schade daarom schatten op € 45,-.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 206,10.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 4 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling van het te vergoeden schadebedrag. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het overig gevorderde zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan
Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van vier weken gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 24 december 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft primair afwijzing van de vordering bepleit, en subsidiair verlenging van de proeftijd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten vanwege de gevolgen die een gevangenisstraf voor verdachte zal hebben, zoals hierboven omschreven onder 6. Ook omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf is vanwege het de thans opgelegde taakstraf en de uren taakstraf die nog openstaan uit andere veroordelingen onwenselijk. Gelet hierop en op de omstandigheid dat de levensstijl van verdachte zich positief lijkt te ontwikkelen, acht de rechtbank een verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en tegen goederen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 90 (negentig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
45 (vijfenveertig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Benadeelde partijen
[bedrijf01] V.O.F.
- verklaart de benadeelde partij [bedrijf01] V.O.F. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[aangever01]
- verklaart de benadeelde partij [aangever01] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[aangever03]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever03] van € 206,10 (tweehonderdzes euro en tien cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever03] € 206,10 (tweehonderdzes euro en tien cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 4 (vier) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 juni 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.