ECLI:NL:RBZWB:2023:4172

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2977 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving tegen vermeende overtredingen van het bestemmingsplan

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr.drs. J.M. Lammers, beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 26 april 2023, waarin zijn verzoek om handhavend op te treden tegen vermeende overtredingen van het bestemmingsplan werd afgewezen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om dit besluit te schorsen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten dat een zitting niet nodig was.

De voorzieningenrechter benadrukt dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Volgens artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden getroffen als er sprake is van “onverwijlde spoed”. Dit houdt in dat de gevolgen van het besluit niet kunnen worden hersteld als de uitspraak in beroep moet worden afgewacht.

Verzoeker stelt dat hij spoedeisend belang heeft bij het verzoek, omdat hij geluidsoverlast ervaart door het af- en aanrijden van quads, wat volgens hem in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat het opleggen van een handhaving aan het college een te vergaande maatregel is voor een voorlopige voorzieningenprocedure. Bovendien zal het schorsen van het bestreden besluit niet leiden tot het stoppen van de activiteiten met de quads. Daarom concludeert de voorzieningenrechter dat verzoeker onvoldoende spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 14 juni 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2977

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr.drs. J.M. Lammers),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand.

Inleiding

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 26 april 2023 (bestreden besluit) over het afwijzen van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen vermeende overtredingen van het bestemmingsplan. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om dat besluit te schorsen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de uitspraak in beroep niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
2.
Verzoeker stelt een spoedeisend belang te hebben bij het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat hij geluidsoverlast ervaart als gevolg van het – volgens hem in strijd met het bestemmingsplan – af- en aanrijden van quads.
3. Het bij wijze van voorlopige voorziening opdragen dat het college handhavend moet optreden is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een te vergaande maatregel, die niet past bij het karakter van een voorlopige voorzieningenprocedure. Daarnaast zal het schorsen van het bestreden besluit – bestaande uit een weigering om handhavend op te treden – niet tot gevolg hebben dat de activiteiten met de quads worden gestaakt. Gelet daarop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker onvoldoende (spoed)eisend belang heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening.
4. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening daarom afwijzen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 14 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.