ECLI:NL:RBZWB:2023:4155

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
C/02/406589 / FA RK 23-809
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal gezag over minderjarige met Amerikaanse en Nederlandse ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over een minderjarige, geboren in Florida, VS. De vrouw, met de Nederlandse nationaliteit, verzoekt om alleen belast te worden met het gezag over de minderjarige, terwijl de man, met de Amerikaanse nationaliteit, geen verweer voert tegen dit verzoek. De rechtbank oordeelt dat de zaak een internationaal karakter heeft, gezien de geboorteplaats van de minderjarige en de nationaliteiten van de ouders. De vrouw heeft de minderjarige sinds zijn geboorte verzorgd en is van mening dat het noodzakelijk is dat zij zelfstandig beslissingen kan nemen over de opvoeding en zorg van de minderjarige.

De rechtbank stelt vast dat de vrouw op basis van het recht van Florida bij de geboorte van de minderjarige met het gezag is belast. Aangezien de man geen gezag heeft verkregen volgens zowel het Amerikaanse als het Nederlandse recht, concludeert de rechtbank dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over de minderjarige is belast. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw toe en verklaart voor recht dat zij alleen belast is met het gezag over de minderjarige. De griffier wordt opgedragen om deze beschikking in te schrijven in het gezagsregister. De rechtbank benadrukt het belang van de betrokkenheid van de man bij het leven van de minderjarige, ondanks dat de vrouw het gezag uitoefent.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/406589 / FA RK 23-809
datum uitspraak: 13 juni 2023
beschikking betreffende het gezag
in de zaak van
[de vrouw], hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.L. Küppers-van Duivenbooden,
tegen
[de man] ,hierna te noemen: de man,
wonende [woonadres]
.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 15 februari 2023 ontvangen verzoek met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 30 mei 2023. Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. De man heeft telefonisch aan de mondelinge behandeling deelgenomen. Ook is aanwezig geweest een medewerker namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] .
De minderjarige verblijft bij de vrouw.
2.2
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit, de man heeft de Amerikaanse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat de vrouw zelfstandig is belast met het gezag over de [minderjarige] ;
II. subsidiair de vrouw te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] ;
III. primair en subsidiair de griffier op te dragen om de in deze af te geven beschikking in te schrijven in het gezagsregister.
3.2
De man voert geen verweer tegen het verzoek van de vrouw.
3.3
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1
De vrouw stelt dat deze rechtbank bevoegd is om van dit verzoek kennis te nemen, omdat [minderjarige] in Nederland woonachtig is.
4.2
Aan haar verzoek legt de vrouw ten grondslag dat zij op 1 september 2020 met de man en [minderjarige] is verhuisd vanuit Florida naar Texas. Ze hebben daar in gezinsverband een jaar gewoond. In verband met relatieproblemen is de vrouw met [minderjarige] op 1 augustus 2021 naar Nederland verhuisd om zich met [minderjarige] definitief daar te vestigen. Sinds het verblijf van de vrouw en [minderjarige] in Nederland is de man twee keer in Nederland geweest, in 2021 en in mei 2022. In juli 2022 is de relatie tussen partijen formeel beëindigd.
Volgens de vrouw is er sinds juli 2022 geen fysiek contact meer geweest tussen de man en [minderjarige] en sinds december 2022 is er een aantal maanden helemaal geen contact meer geweest. Door het starten van deze procedure is het contact tussen de man en de vrouw weer tot stand gekomen. Ook is er weer sprake van beeldbellen door de man en [minderjarige] . De vrouw vindt het belangrijk dat er contact blijft tussen de man en [minderjarige] . Volgens de vrouw zijn met de man over fysieke omgang en beeldbellen inmiddels enkele afspraken gemaakt en trachten zij samen tot de vaststelling van een ouderschapsplan te komen.
Wat betreft het ouderlijk gezag wenst de vrouw een uitspraak van de rechtbank. Er staat op dit moment niets op papier. Voor haarzelf, maar ook voor [minderjarige] , acht de vrouw het van belang dat zij zelfstandig (zonder instemming van de man) zal kunnen beslissen over aangelegenheden die de zorg en opvoeding van [minderjarige] betreffen. Doordat de man in Texas woont, voorziet de vrouw wat dat betreft voor de toekomst praktische problemen. De vrouw verzoekt de rechtbank te formaliseren dat zij zelfstandig belast is met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
De vrouw meent dat de man geen gezag over [minderjarige] heeft verkregen naar Amerikaans dan wel Nederlands recht. Mocht dat anders zijn, dan verzoekt zij om te bepalen dat zij voortaan het eenhoofdig gezag uitoefent.
4.3
De man verklaart (desgevraagd) dat hij alle stukken van de rechtbank heeft ontvangen en dat hij deze heeft laten vertalen. Het is de man – nadat de rechter hem daarover heeft geïnformeerd – duidelijk wat gezag in Nederland inhoudt. Daarbij is de man voorgehouden dat het gezag geheel losstaat van de omgang met [minderjarige] .
De man verklaart ermee in te stemmen dat de vrouw alleen het gezag zal uitoefenen. Hij vindt het wel heel belangrijk dat de afspraken over [minderjarige] tussen de ouders op papier worden gezet.
4.4
De Raad constateert dat de man begrijpt wat het gezag in Nederland inhoudt en acht het in het belang van de minderjarige dat partijen werken aan de totstandkoming van een ouderschapsplan. Het is belangrijk dat de man, ook al woont hij in het buitenland, betrokken blijft bij [minderjarige] . Dat zo zijnde ziet de Raad er geen bezwaren in wanneer de vrouw alleen belast zal zijn met het gezag over [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1
Aangezien de minderjarige in het buitenland is geboren, te weten in [geboorteplaats] ), de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft gehad in het buitenland, te weten Florida en Texas (VS) en de man de Amerikaanse nationaliteit en de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft, draagt deze zaak een internationaal karakter. Gelet op deze internationale aspecten dient de rechtbank eerst vast te stellen of de rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw.
5.2
Op grond van artikel 7 lid 1 van de EU-Verordening 2019/1111 van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (hierna: Brussel II-ter), is de Nederlandse rechter bevoegd het verzoek van de vrouw te beoordelen, nu de minderjarige op het moment van de indiening van het verzoek zijn gewone verblijfplaats had in Nederland. Op grond van artikel 265 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda relatief bevoegd nu het verzoek een minderjarige betreft die woonplaats heeft in het arrondissement van deze rechtbank.
5.3
Het toepasselijk recht dient te worden vastgesteld aan de hand van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299, oftewel het Haag Kinderbeschermingsverdrag 1996 (hierna: HKBV 1996). Op grond van artikel 15 HKBV 1996 wordt het Nederlands recht toegepast op het verzoek.
5.4
Alvorens het verzoek van de vrouw inhoudelijk te kunnen behandelen, dient allereerst te worden vastgesteld wie op het moment van indiening van het verzoek met het gezag is belast. Er is op dit moment geen rechterlijke beslissing betreffende het gezag, waardoor de vraag rijst wie van rechtswege met het gezag is belast. Voor de vraag wie van rechtswege is belast met het ouderlijk gezag moet gekeken worden naar artikel 16 HKBV 1996.
5.5
Aangezien [minderjarige] in Florida is geboren en hij daar enige tijd heeft gewoond en hij vervolgens nog enkele maanden in Texas heeft gewoond, lag zijn gewone verblijfplaats vanaf de geboorte in de VS. De van rechtswege geldende gezagsverhouding dient in eerste instantie op grond van artikel 16 lid 1 HKBV 1996 derhalve naar het recht van de staten Florida en Texas te worden beoordeeld.
5.6
Gelet op de 2011 Florida Statues chapter 744.301 (1) laatste zin oefent de vrouw als ongehuwde moeder naar het recht van deze staat alleen het gezag over [minderjarige] uit.
Kijkend naar de in Texas geldende Uniform Parentage Act chapter 160 heeft de man ook naar het aldaar geldende recht geen gezag over [minderjarige] verkregen.
5.7
Nu de vrouw naar het recht van de staat Florida bij de geboorte van [minderjarige] met het gezag over hem is belast, blijft zij op grond van artikel 16 lid 3 HKBV 1996 met het gezag belast. Het op grond van het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind bestaande ouderlijke verantwoordelijkheid blijft immers bestaan na verplaatsing van die gewone verblijfplaats naar een andere Staat.
5.8
Nu de man volgens het recht van de staten Florida en Texas (VS) geen gezag heeft gekregen, dient zijn gezagspositie in Nederland te worden beoordeeld aan de hand van artikel 16 lid 4 HKBV 1996. Indien de gewone verblijfplaats van het kind wordt verplaatst, wordt op grond van deze bepaling het van rechtswege ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid van een persoon die deze verantwoordelijkheid niet reeds heeft, beheerst door het recht van de Staat van de nieuwe gewone verblijfplaats. Dit betekent dat het Nederlandse recht de situatie vervolgens beheerst wie van rechtswege met het gezag is belast.
5.9
Wanneer de ouders niet gehuwd zijn of geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, heeft de moeder naar Nederlands recht (artikel 1:253b Burgerlijk Wetboek, hierna BW) van rechtswege alleen het gezag, nu gesteld noch gebleken is dat de man [minderjarige] heeft erkend. Ook naar Nederlands recht heeft de man dus geen gezag verkregen over [minderjarige] .
5.1
Dit betekent dat op het moment van indiening van het verzoek de vrouw met het eenhoofdig gezag over de minderjarige is belast.
5.11
Daarmee ligt het primaire verzoek van de vrouw voor toewijzing gereed, temeer nu
de man ermee instemt dat zij het eenhoofdig gezag zal uitoefenen.
5.12
Nu is vastgesteld dat de vrouw alleen het gezag over [minderjarige] uitoefent, betekent dit
niet dat de man geen rol meer heeft in het leven van [minderjarige] . Tussen partijen is immers niet
in geding dat de man de biologische vader is van [minderjarige] . Daarmee is de man belangrijk voor
[minderjarige] , onder meer voor zijn identiteitsontwikkeling. In dat verband is het positief dat
partijen weer met elkaar in contact zijn gekomen en dat zij reeds enkele afspraken hebben
gemaakt over de fysieke omgang tussen de man en [minderjarige] en over beeldbellen. Het is de
bedoeling van partijen dat zij trachten om tot de vaststelling van een ouderschapsplan te
komen. Net als de Raad acht de rechtbank dit in het belang van [minderjarige] . De rechtbank wijst
partijen in dat verband op de onderstaande relevante Nederlandse wetsbepalingen.
5.13
Gezag is geregeld in titel 14 van boek 1 BW. Afdeling 1 bepaalt wat gezag omvat.
Minderjarigen staan onder gezag. Gezag heeft betrekking op de verzorging en opvoeding van
een kind, inclusief de zorg en verantwoordelijkheid voor zijn geestelijk en lichamelijk
welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. De ouder met gezag
heeft bijvoorbeeld de bevoegdheid om belangrijke beslissingen te nemen over de
schoolkeuze en medische zaken. Het omvat mede de verplichting van de ouder om de
ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (zie artikel
1:247 BW). Degene die het gezag over een kind heeft, is ook zijn wettelijke
vertegenwoordiger. In veel gevallen is hij ook wettelijk aansprakelijk voor het doen en laten
van het kind (Artikel 169 boek 6 BW). Tenslotte beheert degene die het gezag uitoefent het
vermogen van het kind.
In artikel 1:377b BW staat dat de ouder met gezag over een kind informatie moet
geven aan de ouder zonder gezag over het kind over hoe het met het kind gaat. Het gaat om
informatie over belangrijke zaken over de persoon en het vermogen van het kind. Ook moet
de ouder die het gezag over een kind heeft de ouder die geen gezag heeft, raadplegen bij
beslissingen die hij of zij over het kind neemt.
5.14
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
verklaart voor recht dat de vrouw alleen belast is met het gezag over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] ;
draagt de griffier op om deze beschikking in te schrijven in het gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. Combee, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023, in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.