ECLI:NL:RBZWB:2023:4144
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarde en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 maart 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] in [plaats] vastgesteld op € 174.000 per 1 januari 2019, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2023 behandeld, waarbij partijen een compromis bereikten over de WOZ-waarde van de onroerende zaak, die werd vastgesteld op € 129.000.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en stelt de waarde van de onroerende zaak vast op € 129.000. Tevens wordt de hoogte van de (proces)kostenvergoeding besproken. Belanghebbende heeft recht op een kostenvergoeding van € 2.698, waarvan € 888 voor de bezwaarfase en € 1.674 voor de beroepsfase. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 360 aan belanghebbende moet vergoeden. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar per saldo een (proces)kostenvergoeding van € 2.168 aan belanghebbende is verschuldigd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 juni 2023.