ECLI:NL:RBZWB:2023:4134

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
02-821073-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in strafzaak met betrekking tot cocaïne en witwassen

In de ontnemingszaak tegen betrokkene, geboren in 1966 en wonende te [woonplaats01], heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2023 uitspraak gedaan. Betrokkene was eerder veroordeeld voor het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne, medeplichtigheid aan de verlengde invoer van cocaïne, het uitvoeren van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne en voor eenvoudig witwassen. De officieren van justitie hebben een ontnemingsvordering ingediend, waarbij zij aanvankelijk een bedrag van € 50.000,- vorderden, gebaseerd op het wederrechtelijk verkregen voordeel van betrokkene. De zittingen voor deze vordering vonden plaats op 20, 21, 23, 24 en 30 maart 2023, waarbij de officieren van justitie hun standpunten kenbaar maakten en de vordering wijzigden.

De verdediging betwistte het gevorderde bedrag en stelde dat de ontnemingsvordering slechts tot een bedrag van € 30.000,- kon worden toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene een bedrag van € 30.000,- heeft ontvangen voor zijn strafbare feiten, maar dat er geen wettig bewijs was voor hogere bedragen. De rechtbank heeft daarom het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 30.000,- en de vordering van de officieren van justitie voor het overige afgewezen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij betrokkene de verplichting is opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de staat, met een gijzeling van 1080 dagen bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-821073-18
vonnis van de rechtbank d.d. 19 juni 2023
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene01]
geboren te [geboorteplaats01] en [plaats01] op [geboortedatum01] 1966
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
hierna te noemen: betrokkene.
Bijgestaan door raadslieden mr. R.A.A. Maat en mr. J.E. de Glopper, beiden advocaat te Goes.

1.De procedure

Betrokkene is op 19 juni 2023 door de rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne, medeplichtigheid aan de verlengde invoer van cocaïne, het uitvoeren van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne en voor eenvoudig witwassen tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officieren van justitie hebben de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 20, 21, 23, 24, en 30 maart 2023, waarbij de officieren van justitie mr. M. van Leeuwen en mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De officieren van justitie hebben hierbij hun vordering gewijzigd en gevorderd een bedrag van € 50.000,- te ontnemen. De behandeling is op 6 juni 2023 gesloten.

2.Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en het verrichten van voorbereidingshandelingen voor het invoeren van cocaïne. Naar de mening van de officieren van justitie heeft betrokkene daarmee een voordeel behaald ter hoogte van € 50.000,-. Dit bedrag is gebaseerd op het zaakdossier met betrekking tot de witwasverdenking.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de ontnemingsvordering slechts tot een bedrag van
€ 30.000,- kan worden toegewezen. Betrokkene betwist het overige deel van het gevorderde voordeel te hebben verkregen.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Dat betrokkene het bewezenverklaarde heeft begaan, blijkt uit het vonnis van de rechtbank in de hoofdzaak met parketnummer 02-821073-18 en alle bij dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. Ook de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel blijkt uit dit vonnis en deze bewijsmiddelen.
Uit de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen ten aanzien van het witwassen volgt dat betrokkene een bedrag van € 30.000,- heeft ontvangen voor de eerder genoemde strafbare feiten. Verdachte heeft bekend dit bedrag te hebben ontvangen. Hoewel uit de bewijsmiddelen volgt dat aan betrokkene hogere bedragen in het vooruitzicht zijn gesteld voor zijn aandeel bij de strafbare feiten, is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze bedragen ook daadwerkelijk heeft ontvangen. De rechtbank zal dan ook uitsluitend het bedrag van € 30.000,- aanmerken als wederrechtelijk verkregen voordeel.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 30.000,- en de vordering van de officieren van justitie voor het overige afwijzen.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 30.000,-;
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 30.000,-, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
1080 dagen;
- wijst de vordering van de officieren van justitie voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen en mr. P.A.C. Admiraal, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juni 2023.