ECLI:NL:RBZWB:2023:4111

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
02-820130-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van ontnemingsvordering in cocaïne- en witwaszaak

Op 19 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en witwassen. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van de officieren van justitie gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 10.000,-. De procedure rondom de ontnemingsvordering vond plaats op verschillende zittingsdagen in maart 2023, waarbij de officieren van justitie, mr. M. van Leeuwen en mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging betwistte dat de betrokkene daadwerkelijk geld had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat het aannemelijk was dat de betrokkene een bedrag van € 10.000,- had ontvangen voor zijn bijdrage aan de strafbare feiten. De rechtbank baseerde haar oordeel op het vonnis in de hoofdzaak en de bijbehorende bewijsmiddelen. De rechtbank heeft het ontnemingsbedrag vastgesteld op € 10.000,- en de vordering van de officieren van justitie voor het overige afgewezen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legde de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van het vastgestelde bedrag en bepaalde de duur van de gijzeling bij niet-betaling op 400 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-820130-19
vonnis van de rechtbank d.d. 19 juni 2023
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1977
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
hierna te noemen: betrokkene.
Bijgestaan door raadsman mr. M.C. van der Want, advocaat te Middelburg.

1.De procedure

Betrokkene is op 19 juni 2023 door de rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en witwassen tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officieren van justitie hebben de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20, 21, 23, 24 en 27 maart 2023, waarbij de officieren van justitie mr. M. van Leeuwen en mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De behandeling is op 6 juni 2023 gesloten.

2.Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en daarmee een voordeel heeft behaald ter hoogte van in totaal € 14.000,-. Dit bedrag is gebaseerd op het zaaksdossier met betrekking tot de witwasverdenking.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat er in het dossier wordt gesproken over een veelvoud aan bedragen die aan betrokkene zouden worden gegeven, maar dat uit geen van de stukken blijkt dat betrokkene ook daadwerkelijk geld heeft ontvangen. De verdediging verzoekt de vordering integraal af te wijzen.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Dat betrokkene het bewezenverklaarde heeft begaan, blijkt uit het vonnis van de rechtbank in de hoofdzaak met parketnummer 02-820130-19 en alle bij dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. Ook de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel blijkt uit dit vonnis en deze bewijsmiddelen.
Hoewel de verdediging betwist dat verdachte enig geldbedrag heeft ontvangen, acht de rechtbank het aannemelijk dat betrokkene een bedrag van € 10.000,- heeft ontvangen voor zijn bijdrage aan de verlengde invoer van cocaïne. Zij verwijst hiervoor naar hetgeen zij hierover bij de beoordeling van de witwasverdenking in de hoofdzaak heeft overwogen. Hoewel uit de bewijsmiddelen volgt dat aan betrokkene hogere bedragen in het vooruitzicht zijn gesteld voor zijn aandeel in de strafbare feiten, is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze bedragen ook daadwerkelijk heeft ontvangen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat betrokkene nog andere bedragen heeft ontvangen. De rechtbank zal dan ook uitsluitend het bedrag van € 10.000,- aanmerken als wederrechtelijk verkregen voordeel.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 10.000,- en de vordering van de officieren van justitie voor het overige afwijzen.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 10.000,-;
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 10.000,-, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
400 dagen;
- wijst de vordering van de officieren van justitie voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van de griffiers mr. J. van Eekelen en mr. P.A.C. Admiraal en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juni 2023.