ECLI:NL:RBZWB:2023:4102
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 27 december 2021, waarin haar Ziektewetuitkering per 19 april 2021 werd beëindigd. Op 5 april 2023 heeft het UWV dit besluit gewijzigd, waardoor verzoekster met ingang van 19 april 2021 ongewijzigd recht heeft op een ZW-uitkering. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.674,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41 van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen veroordeling nodig is. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en is openbaar gemaakt op 14 juni 2023.