ECLI:NL:RBZWB:2023:4101

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4208
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 24 augustus 2021, waarin de beëindiging van haar Ziektewetuitkering per 20 april 2021 werd vastgesteld. Op 8 maart 2023 heeft het UWV dit besluit gewijzigd, waardoor verzoekster vanaf 20 april 2021 ongewijzigd recht heeft op een ZW-uitkering. Het UWV heeft in een brief van 12 april 2023 aangegeven dat verzoekster geen belang meer heeft bij een oordeel van de rechtbank en dat zij bereid zijn de proceskosten in beroep te vergoeden. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, en veroordeelt het UWV in de proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,00 aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en is openbaar gemaakt op 14 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4208 ZW
uitspraak van 14 juni 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 augustus 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging per 20 april 2021 van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 8 maart 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat verzoekster vanaf 20 april 2021 ongewijzigd recht heeft op een ZW-uitkering.
Bij brief van 12 april 2023 heeft het UWV onder meer aangegeven dat verzoekster geen belang meer heeft bij een oordeel van de rechtbank in deze procedure en dat het UWV daarom bereid is de proceskosten in beroep te vergoeden voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 8 maart 2023 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 14 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.