ECLI:NL:RBZWB:2023:4101
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 24 augustus 2021, waarin de beëindiging van haar Ziektewetuitkering per 20 april 2021 werd vastgesteld. Op 8 maart 2023 heeft het UWV dit besluit gewijzigd, waardoor verzoekster vanaf 20 april 2021 ongewijzigd recht heeft op een ZW-uitkering. Het UWV heeft in een brief van 12 april 2023 aangegeven dat verzoekster geen belang meer heeft bij een oordeel van de rechtbank en dat zij bereid zijn de proceskosten in beroep te vergoeden. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, en veroordeelt het UWV in de proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,00 aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en is openbaar gemaakt op 14 juni 2023.