In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 10 mei 2022 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, die op 6 mei 2022 met zijn auto geparkeerd stond in een betaald parkeren zone zonder de verschuldigde parkeerbelasting te betalen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank constateert dat het niet in geschil is dat de belanghebbende geparkeerd stond op een plek waar betaald parkeren geldt en dat hij de parkeerbelasting niet heeft voldaan. De belanghebbende voerde aan dat er geen bord aanwezig was dat aangaf dat er betaald parkeren was. De heffingsambtenaar heeft echter foto’s overgelegd waaruit blijkt dat de zonebebording en parkeermeters aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende had moeten begrijpen dat hij parkeerbelasting verschuldigd was.
Daarnaast stelde de belanghebbende dat hij geen parkeerbelasting hoefde te betalen omdat hij in het bezit was van een gehandicaptenparkeerkaart. De rechtbank legt uit dat de verordening van de gemeente Tilburg geen vrijstelling biedt voor het betalen van parkeerbelasting voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende op een normaal parkeerplaats stond en dat hij dus wel degelijk parkeerbelasting had moeten betalen. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft en dat hij geen griffierecht of proceskosten vergoed krijgt.