ECLI:NL:RBZWB:2023:4094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
22/4232
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de toepassing van gehandicaptenparkeerkaart

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 10 mei 2022 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, die op 6 mei 2022 met zijn auto geparkeerd stond in een betaald parkeren zone zonder de verschuldigde parkeerbelasting te betalen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank constateert dat het niet in geschil is dat de belanghebbende geparkeerd stond op een plek waar betaald parkeren geldt en dat hij de parkeerbelasting niet heeft voldaan. De belanghebbende voerde aan dat er geen bord aanwezig was dat aangaf dat er betaald parkeren was. De heffingsambtenaar heeft echter foto’s overgelegd waaruit blijkt dat de zonebebording en parkeermeters aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende had moeten begrijpen dat hij parkeerbelasting verschuldigd was.

Daarnaast stelde de belanghebbende dat hij geen parkeerbelasting hoefde te betalen omdat hij in het bezit was van een gehandicaptenparkeerkaart. De rechtbank legt uit dat de verordening van de gemeente Tilburg geen vrijstelling biedt voor het betalen van parkeerbelasting voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende op een normaal parkeerplaats stond en dat hij dus wel degelijk parkeerbelasting had moeten betalen. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft en dat hij geen griffierecht of proceskosten vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4232

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 augustus 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 10 mei 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd met aanslagnummer [aanslagnummer] (de aanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Belanghebbende stond op 6 mei 2022 met een auto met kenteken [kenteken] geparkeerd aan de [straatnaam] in [plaats] (de parkeerplaats). Op deze locatie mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.
2.1.
Tijdens een controle met een scanauto op voormelde datum is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan. Daarom is aan belanghebbende de aanslag opgelegd naar een bedrag van € 43,60 (€ 1 aan parkeerbelasting en € 42,60 aan kosten).
2.2.
Belanghebbende beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart met nummer [nummer], afgegeven door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tilburg met een vervaldatum van 9 juli 2024.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat belanghebbende geparkeerd heeft op de parkeerplaats en dat deze zich bevindt in een betaald parkeren zone. Ook is niet in geschil dat belanghebbende de parkeerbelasting niet heeft voldaan.
De kenbaarheid van de verplichting om parkeerbelasting te betalen
5. Belanghebbende stelt dat er geen bord op de hoek [straatnaam]/[straatnaam] staat dat aanduidt dat sprake is van betaald parkeren. De heffingsambtenaar heeft diverse foto’s overgelegd waarop is te zien dat zonebebording aanwezig is alsmede dat parkeermeters aangeduid en aanwezig zijn. De rechtbank is van oordeel dat het belanghebbende kenbaar had moeten zijn dat op de parkeerplaats parkeerbelasting verschuldigd is.
Is geen parkeerbelasting verschuldigd omdat belanghebbende over een gehandicaptenparkeerkaart beschikt?
6. Belanghebbende stelt dat hij geen parkeerbelasting is verschuldigd omdat hij beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart. Hij is in de veronderstelling dat hij hiermee gratis mocht parkeren.
6.1.
De rechtbank overweegt dat als de houder van een gehandicaptenparkeerkaart met die kaart gratis wil parkeren zich ervan dient te vergewissen onder welke voorwaarden gratis geparkeerd kan worden met de gehandicaptenparkeerkaart. De Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2022 van de gemeente Tilburg kent geen bepaling die houders van een gehandicaptenparkeerplaats vrijstelt van het betalen van parkeergeld. Wel kent de gemeente Tilburg begunstigend beleid, zoals blijkt uit een door de heffingsambtenaar overgelegde informatiefolder: [1]
“Op plaatsen waarvoor betaald parkeren geldt, moet u betalen om te parkeren; u dient zich tevens aan de tijdslimiet te houden. In sommige steden geldt een afwijkende regeling; verifieer dat ter plekke.”
en
“(…) In [plaats] kunt u parkeren:

Op de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen op straat (gratis)

Op de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen in een betaald parkeren zone (gratis)

Op de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen met een tijdslimiet (op straat of betaald parkeren zone), parkeerschijf verplicht

Op een normaal vak voor betaald parkeren (u moet betalen)

Op plaatsen waar een parkeerverbod geldt mag u maximaal 3 uur blijven staan, mits u andere weggebruikers niet hindert. Parkeerschijf verplicht.
(…)”
6.2.
Uit de door de heffingsambtenaar overgelegde foto’s blijkt duidelijk dat belanghebbende niet geparkeerd stond op een algemene gehandicaptenparkeerplaats, maar op een normaal vak voor betaald parkeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat belanghebbende parkeerbelasting had moeten voldoen, aangezien van een uitzondering geen sprake is.
6.3.
Gelet op het voorgaande wordt het beroep ongegrond verklaard.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier op 14 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Door de heffingsambtenaar overgelegd als productie 11 bij het verweerschrift.