ECLI:NL:RBZWB:2023:406

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
BRE 22/5084
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verkeersbesluit door de rechtbank wegens onbevoegdheid

Op 3 september 2021 heeft eiser, een inwoner van Breda, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda verzocht om een verkeersbesluit. Dit verzoek werd door het college afgewezen bij besluit van 24 januari 2022. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing op 14 oktober 2022. Vervolgens ontving eiser op 27 oktober 2022 een brief van het college. Eiser heeft op 1 november 2022 beroep ingesteld tegen deze brief.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Dit is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank legt uit dat de bestuursrechter alleen bevoegd is om te oordelen over beroepschriften die zijn ingediend door belanghebbenden, waarin gronden worden aangevoerd tegen een besluit.

De rechtbank concludeert dat de brief van het college van 27 oktober 2022 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. De inhoud van de brief geeft aan dat het college niet heeft bedoeld om te beslissen op het bezwaar van eiser, aangezien het bezwaarschrift nog in behandeling was bij de Adviescommissie bezwaarschriften. De rechtbank oordeelt dat er geen wijziging is opgetreden in de rechten en plichten van eiser door de brief, en verklaart zich daarom kennelijk onbevoegd.

De rechtbank besluit het door eiser betaalde griffierecht terug te storten en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders op 13 januari 2023 en openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5084

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats eiser] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Op 3 september 2021 heeft eiser het college verzocht om een verkeersbesluit en het college heeft dat verzoek bij besluit van 24 januari 2022 afgewezen. Eiser heeft daar op 14 oktober 2022 bezwaar tegen gemaakt. Op 27 oktober 2022 heeft het college eiser een brief gestuurd. Eiser heeft op 1 november 2022 beroep ingesteld tegen die brief.

Overwegingen

1. Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van dit beroep doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de rechtbank kennelijk onbevoegd is.
2. De bestuursrechter is op grond van artikel 8:1 van de Awb alleen bevoegd om te oordelen over een beroepschrift dat is ingediend door een belanghebbende en waarin door die belanghebbende gronden worden aangevoerd tegen een besluit. Een besluit is op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een beslissing bevat een publiekrechtelijke rechtshandeling, wanneer de beslissing is gebaseerd op een wettelijk voorschrift waarin aan het bestuursorgaan de bevoegdheid is toegekend om eenzijdig de rechtspositie (rechten en plichten) van anderen te bepalen.
3. In een e-mailbericht van 2 december 2022 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de brief van 27 oktober 2022 niet aangemerkt kan worden als een besluit. In een reactie van 17 december 2022 stelt eiser dat het college zijn bezwaar in die brief onmiskenbaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser zijn bezwaarschrift volgens het college te laat heeft ingediend. Daarnaast staat in de tekst van de brief ook dat het een reactie is op het bezwaarschrift van eiser.
4. Naar het oordeel van de rechtbank kan de brief van het college van 27 oktober 2022 niet aangemerkt worden als een besluit als bedoeld in de Awb, waartegen beroep kan worden ingesteld. Uit de brief blijkt duidelijk dat het college daarmee niet heeft bedoeld te beslissen op het bezwaar van eiser, omdat het college in de brief schrijft dat het bezwaarschrift in handen van de Adviescommissie bezwaarschriften zal worden gesteld en omdat in de brief niet inhoudelijk wordt gereageerd op de bezwaargronden van eiser. Daarnaast blijkt uit het e-mailbericht van het college dat de hoorzitting in bezwaar nog plaats moet vinden en dat daarna een advies van de commissie moet volgen, alvorens op het bezwaar kan worden besloten. Ook op geen enkele andere wijze is de rechtbank gebleken dat de brief een rechtshandeling inhoudt, omdat niet is gebleken dat er iets in de bestaande rechten en plichten van eiser is gewijzigd als gevolg van de brief.
5. De rechtbank is daarom kennelijk onbevoegd.
6. Gelet op de onbevoegdheid van de rechtbank zal de rechtbank het door eiser betaalde griffierecht terugstorten. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank is kennelijk onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 13 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.