In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 19 februari 2021 besloten om per 27 januari 2021 geen WIA-uitkering toe te kennen aan eiser, die zich had beroepen op arbeidsongeschiktheid. Het bezwaar van eiser werd op 16 november 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 27 januari 2021 voor 33,17% arbeidsongeschikt is. De beoordeling was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die de medische situatie van eiser hebben onderzocht. Eiser had aangevoerd dat zijn beperkingen onvoldoende waren meegewogen, maar de rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de relevante medische informatie hebben betrokken.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de FML van 6 oktober 2021 de beperkingen van eiser niet onderschat en dat de functies die aan de arbeidsongeschiktheidsevaluatie ten grondslag lagen, passend zijn. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid, waardoor de rechtbank de vaststelling van het UWV volgt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.