ECLI:NL:RBZWB:2023:4055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
02-140103-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal van een telefoon en veroordeling voor zakkenrollerij in vereniging

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en zakkenrollerij. De zaak werd behandeld in de zittingsplaats Breda onder parketnummer 02-140103-22. De verdachte, geboren in 1997 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsman, mr. M.S. Yap, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, heeft de zaak gepresenteerd en verzocht om een gevangenisstraf van twee maanden voor de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat feit 1, de diefstal van een portemonnee en pasjes, wettig en overtuigend bewezen was, terwijl feit 2, de diefstal van een telefoon, niet bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit laatste feit. De rechtbank overwoog dat de verdachte samen met een ander had gehandeld en dat dit feit met het oog op financieel gewin was gepleegd, wat leidde tot de beslissing om een gevangenisstraf van twee maanden op te leggen.

De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde voor het niet bewezen verklaarde feit, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, met mr. T. Kemper als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 15 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-140103-22
vonnis van de meervoudige kamer van 15 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1997 te [woonplaats01] ( [geboorteland01] )
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
raadsman mr. M.S. Yap, advocaat te Rijen

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juni 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman.
De officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1samen met anderen een portemonnee en pasjes heeft gestolen;
feit 2een telefoon heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte en de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] .
De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van feit 2 omdat er onvoldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2 nu daartoe onvoldoende bewijs aanwezig is en heeft verzocht verdachte daarvan vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
feit 1
Op basis van de aangifte, de kennisgevingen van in beslagneming van de in de tenlastelegging genoemde goederen, de ontvangstbewijzen daarvan en de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] , acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
feit 2
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1op 5 juni 2022 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een bankpas en rijbewijs en zorgpas en een OV chipkaart, die aan [benadeelde01] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de eis van de officier van justitie te matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand gelet op het tijdverloop.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan zakkenrollerij tijdens een uitgaansavond in de binnenstad van Breda. Zij hebben enkel gehandeld met het oog op financieel gewin en getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Zij hebben zich niet bekommerd om het gegeven dat dergelijke misdrijven veelal overlast, schade en gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij de slachtoffers.
In beginsel zou een taakstraf gelet op het strafblad van verdachte een strafmodaliteit kunnen zijn. Gebleken is evenwel dat verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland. Daarbij komt voorts dat het feit met een ander is gepleegd, hetgeen in stafverzwarende zin wordt meegewogen. Dit betekent dat de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats vindt. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken en zij zal dan ook een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen, met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde02] vordert een schadevergoeding van € 407,00 voor feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde02] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde02] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Kemper, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 juni 2023.
Mr. van de Wetering is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.