Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zakkenrollerij in vereniging en het pinnen met een gestolen pinpas. De zaak werd behandeld in de zittingsplaats Breda onder parketnummer 02-140106-22. De verdachte, geboren in 2002 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. B. Çiçek. De officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, heeft de zaak aanhangig gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte was niet aanwezig, maar zijn raadsman was wel aanwezig op de zitting van 1 juni 2023.
De tenlastelegging omvatte twee feiten: het samen met anderen stelen van zeven telefoons en een pinpas, en het samen met anderen pinnen met de gestolen pinpas. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder aangiftes, camerabeelden en pintransacties. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor beide feiten. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van de telefoons en het pinnen met de gestolen pinpas.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de recidive van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2023.