ECLI:NL:RBZWB:2023:3989
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep ingetrokken met verzoek om proceskostenvergoeding in WIA-zaak
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A. van den Os, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin haar werd medegedeeld dat zij meer arbeidsgeschikt was dan voorheen. Het UWV had op 19 oktober 2021 besloten dat verzoekster met ingang van 20 december 2021 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 22 september 2022, heeft het UWV op 11 mei 2023 het bestreden besluit gewijzigd en verzoekster een IVA-uitkering toegekend vanaf 1 juli 2021. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Het UWV heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- voor rechtsbijstand door een gemachtigde, en heeft het UWV veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast heeft de rechtbank het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 8 juni 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.