Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partijen
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de ten laste gelegde feiten;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging met een handgranaat, medeplichtigheid aan deze bedreiging, het voorhanden hebben van een handgranaat en het vernielen van een ruit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. Het DNA van de verdachte was weliswaar aangetroffen op de handgranaat, maar er kon niet worden vastgesteld hoe en wanneer dit DNA op de handgranaat terecht was gekomen. De rechtbank concludeerde dat het DNA verplaatsbaar was en dat er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bij de bedreiging kon aantonen. Hierdoor werd de verdachte integraal vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Daarnaast werden de benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte de handgranaat had verstrekt of dat hij betrokken was bij het vernielen van de ruit. De beslissing van de rechtbank werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.