4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten – algemeen (feit 1, 2 en 3)
Niet staat ter discussie dat verdachte op 23 oktober 2021 samen met de medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] in het appartement van [naam01] (verder: [naam01] ) is geweest, waar een feestje gaande was. Aangever was daar ook. Later op de avond zijn aangever en de drie verdachten door de politie aangetroffen in de Generaal Smutslaan te Tilburg. Zij zaten met zijn vieren in de auto van aangever, welke voorzien was van het [kenteken01] . Aangever heeft verklaard dat hij de bestuurder van de auto was. Op het moment dat de politie de auto aantrof, zagen zij dat de bijrijdersstoel leeg was en dat achterin het voertuig de drie verdachten zaten. Over de aanleiding waarom zij met zijn vieren in de auto zaten en wat er in die auto is voorgevallen staan de verklaringen van aangever enerzijds en de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten anderzijds tegenover elkaar.
De verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte in het dossier komen er in grote lijnen op neer dat aangever sigaretten ging halen en dat hij aanbood om met hem mee te gaan om dat ook te doen. De verklaring van aangever komt er op neer dat verdachte en zijn medeverdachten hem gedwongen hebben om met hen sigaretten te halen, dat hij daarna gedwongen is naar een afgelegen parkeerplaats te rijden en dat hij daarbij onder andere bedreigd is met een mes en een knuppel, dat zijn horloge is afgepakt en hij gedwongen werd € 400,-- te regelen.
Betrouwbaarheid verklaring aangever
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of de verklaring van aangever als geloofwaardig en dus betrouwbaar kan worden aangemerkt. Zij constateert in dat kader dat [naam02] (verder: [naam02] ) en [naam03] (verder: [naam03] ), goede vrienden van aangever, hebben verklaard dat zij beiden aangever aan de telefoon hebben gehad nadat aangever en de drie verdachten vanaf het appartement van [naam01] waren vertrokken. Tijdens deze telefoongesprekken hoorden zij beiden aan de stem van aangever dat het niet goed zat. [naam02] heeft daaraan toegevoegd dat aangever angst in zijn stem had waarop hij de politie heeft gebeld. Na de staandehouding van aangever als bestuurder van de auto nam ook [verbalisant01] waar dat aangever een zenuwachtige indruk maakte en in eerste instantie een ongeloofwaardig verhaal vertelde over de situatie dat hij met de drie verdachten op zijn achterbank rondreed. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat er voor aangever aanleiding was om bang/nerveus te zijn. Dat past bij zijn verklaring over wat er in de auto is gebeurd en is daarmee een sterke aanwijzing voor de geloofwaardigheid van zijn verklaring. Daar komt bij dat aangever op twee momenten een verklaring heeft afgelegd bij de politie, waarin hij gedetailleerd en op belangrijke punten consistent heeft verklaard over hetgeen is voorgevallen op 23 oktober 2021. Ook dat maakt naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van aangever geloofwaardig en betrouwbaar.
Voorts overweegt de rechtbank dat de verklaring van aangever op meerdere punten en op overtuigende wijze wordt ondersteund door de andere bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank wijst in dat kader op de gegevens van de telefoon van aangever, waaruit blijkt dat aangever overeenkomstig zijn verklaring tijdens de autorit op verschillende momenten heeft gebeld naar en is gebeld door [naam02] en [naam03] . Ook wordt gewezen op de camerabeelden van het tankstation en het proces-verbaal van bevindingen waarin het tijdsverloop van de avond wordt beschreven. Dit tijdsverloop past bij de verklaring van aangever en niet bij de verklaring van de verdachten dat de rit kort had geduurd. Ook zijn het door aangever genoemde mes en de wapenstok/knuppel/zaklamp in de auto bij de bijrijdersstoel aangetroffen en een kapot horloge bij de pedalen aan de bestuurderszijde.
Tegenover de verklaring van aangever staan de verklaringen van verdachte. Deze verklaringen zijn niet concreet over de aanleiding van de feiten en het tijdsverloop van de avond. Ook zijn de verklaringen van verdachte inconsistent en tegenstrijdig. Zo heeft hij op verschillende punten bij de politie een andere verklaring afgelegd dan ter zitting, zoals over het aan- of uitstaan van de telefoon van aangever gedurende de rit.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever als geloofwaardig en betrouwbaar moet worden aangemerkt en gebruikt kan worden voor het bewijs. Zij gaat niet mee in de lezing van de gebeurtenissen die door verdachte wordt gegeven. Bij de verdere beoordeling van de feiten neemt de rechtbank de verklaring van aangever als uitgangspunt.
Feit 1 – meer specifiek
De rechtbank moet beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever. Zoals hiervoor overwogen neemt de rechtbank hierbij de verklaring van aangever als uitgangpunt. Op grond van deze verklaring kunnen de tenlastegelegde gedragingen worden vastgesteld. De verklaring van aangever wordt immers ook door zelfstandige bewijsmiddelen ondersteund. De rechtbank verwijst hiervoor naar wat zij hierover heeft overwogen over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever. Op grond hiervan acht zij de tenlastegelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen.
Met dienverstande dat dat niet geldt voor het pakken van het pistool door de verdachten en het
met krachttegen de keel van aangever houden van de wapenstok/knuppel/zaklamp. Voor deze onderdelen van de tenlastelegging biedt de verklaring van aangever onvoldoende aanknopingspunten en is er geen ander bewijs. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachten in combinatie met de besloten setting in een auto, het aantal aanwezige personen, het toegepaste geweld en dreiging met geweld, aangever in een situatie is gebracht waaraan hij zich niet kon onttrekken. Dat aangever de bestuurder was van de auto en dat het aangever zijn eigen auto was, doet hier niet aan af. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 1, het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever.
Feit 2 – meer specifiek
Vervolgens moet worden beoordeeld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld van het horloge. Ook hierbij neemt de rechtbank de verklaring van aangever als uitgangspunt. Daaruit blijkt dat op het moment dat hij met de wapenstok bij zijn keel werd gepakt, de verdachten zijn horloge hebben afgepakt. De verklaring van aangever vindt steun in het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant02] en [verbalisant03] . Hieruit blijkt dat het horloge van aangever onder de pedalen van de bestuurder lag en dat het horloge kapot was. Ook treffen zij de wapenstok/knuppel/zaklamp aan bij de bijrijdersstoel. Hoewel het horloge nog in de auto van aangever lag, is de rechtbank toch van oordeel dat gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen het horloge aan de feitelijke heerschappij van aangever is onttrokken. Aangever heeft hierover immers verklaard dat het de verdachten is gelukt om zijn horloge af te pakken en dat hij al zijn spullen moest afgeven. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat het een horloge van het merk Paul Rich betreft met een behoorlijke waarde. De rechtbank is van oordeel dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte en de medeverdachten toegepaste geweldhandelingen en de bedreiging met geweld, alles in onderlinge samenhang bezien, zijn gepleegd om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het horloge te verzekeren. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 2.
Feit 3 – meer specifiek
De rechtbank dient voorts te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing. Van afpersing is, kort gezegd, sprake indien iemand door (bedreiging met) geweld wordt gedwongen tot de afgifte van geld of goederen die geheel of ten dele aan hem of aan een derde toebehoren. Uit de verklaring van aangever volgt dat hij werd gebeld door [naam02] en dat de verdachten tegen hem zeiden dat hij tegen [naam02] moest zeggen dat [naam02] alleen naar het tankstation c.q. de bushalte die zich in de straat van [naam01] bevond moest komen, en dat hij 400 euro moest meenemen. Aangever heeft dit vervolgens tegen [naam02] gezegd, want anders zouden de verdachten hem slaan. Deze verklaring wordt ondersteund door [naam02] , die verklaart dat aangever hem heeft gebeld met de vraag of hij 400 euro kon komen brengen naar het tankstation. [naam02] heeft hier geen gehoor aan gegeven en heeft hierop de politie gebeld.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachten hebben gepoogd aangever te dwingen tot afgifte van het geldbedrag van 400 euro en dat daarbij is gedreigd met geweld. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 3 zoals hieronder weergegeven.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1), diefstal met (bedreiging met) geweld (feit 2) en poging tot afpersing van aangever (feit 3).