In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een aanranding die plaatsvond op 23 november 2020. De verdachte werd beschuldigd van het verkrachten van het slachtoffer, maar de rechtbank achtte alleen het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen, namelijk het betasten van de vagina van het slachtoffer over de kleding heen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat het DNA-mengprofiel dat op de kleding van het slachtoffer was aangetroffen, sterk wees op de betrokkenheid van de verdachte. De verdediging voerde aan dat het DNA op een andere manier op de kleding terecht was gekomen, maar de rechtbank vond deze verklaring ongeloofwaardig.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden geëist, maar de verdediging pleitte voor een lichtere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en de ernst van het feit, evenals met het recidiverisico. De rechtbank gelastte ook de teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan het slachtoffer.