4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststelling van de feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 1 mei 2022 rond 03:57 uur een eenzijdig verkeersongeluk heeft plaatsgevonden op de Standdaarbuitensedijk. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur. Ter hoogte van de plaats van het ongeval is er vanuit de rijrichting Standdaarbuiten naar Oudenbosch een flauwe bocht naar links. In die bocht is op het wegdek een snelheidsremmende en signalerende maatregel aangebracht, een zogeheten verhoogd pianoklavier. Er was geen wegverlichting. Tijdens het ongeval was het nacht, vochtig en mistig. Verdachte reed als bestuurder in een auto over de dijk met [slachtoffer01] , [slachtoffer02] en [slachtoffer03] als inzittenden. Uit het forensisch onderzoek blijkt dat verdachte vlak voor de flauwe bocht 136 kilometer per uur heeft gereden en scherp naar links heeft gestuurd. Hierbij zijn de veiligheidssystemen ABS en EPS in werking getreden. De auto is vervolgens ter hoogte van de bocht en het verhoogd pianoklavier met een snelheid van 90 kilometer per uur tegen een boom in de rechterberm gebotst, waarna de auto een greppelwal heeft geraakt en vervolgens is losgekomen van de grond en in de lengteas is geroteerd. De auto kwam uiteindelijk op het dak in een akkerland terecht. Door dit verkeersongeval is [slachtoffer01] overleden en hebben [slachtoffer02] en [slachtoffer03] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Onder invloed van lachgas
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte tijdens het besturen van de auto lachgas heeft gebruikt. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het gebruik van lachgas van invloed is geweest op de rijvaardigheid van verdachte. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft rond 02:30 met de auto [slachtoffer01] en [slachtoffer02] in Breda opgehaald. Zij zijn daarna naar Etten-Leur gereden en hebben daar lachgas gekocht. Vervolgens zijn zij naar Roosendaal gereden om [slachtoffer03] op te halen. [slachtoffer02] en [slachtoffer03] hebben verklaard dat er de hele weg constant lachgas is gebruikt. Wanneer een lachgasballon op was, werd deze direct door de bijrijder opnieuw gevuld. Vlak voor het ongeval is er nog een sanitaire stop geweest en zijn [slachtoffer01] en [slachtoffer03] van plaats in de auto gewisseld. Ook na deze stop is er weer lachgas gebruikt, ook door verdachte. Op zitting heeft verdachte verklaard dat hij voor de sanitaire stop zeven tot acht lachgasballonnen heeft gebruikt. Het ongeluk heeft rond 03:57 uur plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte na het ophalen van de lachgastank tot aan het ongeluk ongeveer één uur als bestuurder heeft rondgereden en daarbij steeds lachgas heeft gebruikt. Anders dan verdachte heeft verklaard volgt uit het dossier dat verdachte tijdens het rijden lachgas heeft gebruikt. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van lachgas de rijvaardigheid negatief beïnvloedt. Uit algemeen toegankelijke bronnen, zoals de website van het Trimbosinstituut, kan worden vastgesteld dat de effecten van lachgas onder andere kunnen zijn: een euforische stemming, auditieve en visuele hallucinaties en lachen. Ook een verminderd reactievermogen, duizeligheid en wazig zien zijn effecten van lachgas. Lachgas wordt gebruikt om in een min of meer benevelde toestand te raken. Een toestand waarvan logischerwijs een sterk negatief effect op de rijvaardigheid uitgaat. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij bekend is met de effecten van lachgas en dat hij weet dat lachgas invloed heeft op het besturen van een auto.
De effecten van lachgas zijn weliswaar kortdurend, maar de effecten houden langer aan bij het gebruik van meerdere ballonnen achter elkaar. Tot die effecten behoort dus een verminderd reactievermogen en daarmee een verminderde rijvaardigheid. Over het algemeen wordt gesteld dat enige tijd gewacht moet worden tot een persoon die lachgas heeft gebruikt weer in staat is om te rijden. Verdachte heeft volgens de getuigen tijdens het rijden ongeveer gedurende één uur steeds ballonnen met lachgas gebruikt, waardoor de effecten van het lachgas zijn opgestapeld en dus langer duren. Dit heeft daardoor ook een groter effect op de rijvaardigheid. Daar komt bij dat uit de verklaringen van de getuigen volgt dat verdachte ook kort voor het ongeval nog lachgas heeft gebruikt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder invloed van lachgas heeft gereden en dat het gebruik van lachgas zijn rijvaardigheid heeft verminderd.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verdachte heeft met een veel te hoge snelheid dan ter plaatse was toegestaan gereden, daarbij een signaal op het wegdek genegeerd, waardoor hij de bocht naar links niet kon maken en tegen een boom is gebotst. Gelet op deze gedragingen van verdachte en het feit dat verdachte de auto heeft bestuurd onder invloed van lachgas, stelt de rechtbank vast dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is.
De rechtbank merkt op dat in de tenlastelegging is opgenomen dat de auto tegen de boom is gebotst en dat daardoor [slachtoffer01] is overleden en [slachtoffer02] en [slachtoffer03] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. In de tenlastelegging is niet de volledige toedracht van het ongeval opgenomen, zoals hiervoor is aangegeven. Het feit dat de auto nadat deze tegen de boom was gebotst, in botsing is gekomen met een greppelwal en op het dak in het akkerland terecht is gekomen is niet opgenomen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat er voldoende causaal verband bestaat tussen de botsing tegen de boom en de ingetreden ernstige gevolgen daarvan. De botsing met hoge snelheid tegen de boom heeft immers geleid tot het met hoge snelheid raken van de greppelwal, waarna de auto op het dak is beland. Overigens is het verloop van het ongeval ook niet tussen partijen in geschil.
Vervolgens dient de rechtbank de mate van schuld vast te stellen. De vastgestelde schuld aan een ongeval kan, in juridische zin, bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, waarbij roekeloosheid geldt als zwaarste vorm van schuld. De rechtbank zal eerst beoordelen of de schuld die verdachte heeft aan het ongeval is aan te merken als roekeloosheid.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW, bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. In dit artikel is strafbaar gesteld het zich opzettelijk in het verkeer zodanig gedragen dat de verkeersregels ernstig worden geschonden, als daarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Er is een twaalftal gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels die tot overtreding van dit artikel kunnen leiden.
Artikel 5a WVW
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen die hebben geleid tot het ongeval a) de verkeersregels heeft geschonden, b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
De verkeersregels
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte op de Standdaarbuitensedijk de maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden. Dit is een van de gedragingen die uitdrukkelijk is genoemd in artikel 5a WVW. Verdachte heeft echter niet alleen op de Standdaarbuitensedijk te hard gereden. De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen ook bewezen dat verdachte eerder in de nacht van 1 mei 2022 over een langere afstand en op meerdere wegen fors te hard heeft gereden. Verdachte heeft dus een verkeersregel, zoals bedoeld in artikel 5a WVW, meermalen geschonden.
In ernstige mate
Artikel 5a WVW ziet alleen op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte en alle omstandigheden van het geval. Een van deze omstandigheden is ook, op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW, de mate waarin verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW.
Verdachte heeft een zeer belangrijke verkeersregel - namelijk het overschrijden van de vastgestelde maximumsnelheid - meermalen geschonden, terwijl hij onder invloed was van lachgas. Daar komt nog bij dat het ten tijde van het ongeval donker en mistig was en er op de Standdaarbuitensedijk geen wegverlichting was. Daarop had verdachte zijn verkeersgedrag, door het minderen van de snelheid, moeten aanpassen. Voorgaande in samenhang bezien maakt dat de rechtbank tot de conclusie komt dat sprake is van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een veel te hoge snelheid in dit geval niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Dat geldt ook voor het lachgasgebruik door verdachte. Verdachte was op de hoogte van de effecten van lachgas en wist ook dat het gebruik van lachgas invloed zou hebben op zijn rijgedrag. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden.
gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat op de weg door het vertonen van het hiervoor beschreven rijgedrag. Dat die situatie zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een slachtoffer is overleden en twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank was door het handelen van verdachte gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Conclusie
Voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte de zwaarste vorm van schuld aan het ongeval, namelijk roekeloosheid. De rechtbank acht daarmee het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank verwijst naar wat zij hiervoor heeft overwogen onder feit 1 en is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte onder invloed van lachgas een auto heeft bestuurd, terwijl hij wist dat lachgas de rijvaardigheid kon verminderen en dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Er is sprake van eendaadse samenloop met feit 1.