Uitspraak
2.De verdere beoordeling
€ 57,=
6 juni 2023pro forma.
3.De beslissing
6 juni 2023pro forma.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2023 een tussenbeschikking gegeven in een alimentatiekwestie tussen een man en een vrouw, die ouders zijn van een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat bij de bepaling van de behoefte van de minderjarige in beginsel het welvaartsniveau ten tijde van de (echt)scheiding bepalend is. De minderjarige heeft slechts gedurende één maand in gezinsverband met beide ouders gewoond, wat niet als bepalend kan worden beschouwd voor de vorming van de behoefte. De rechtbank heeft overwogen dat de behoefte van de minderjarige dient te worden bepaald aan de hand van de methode voor minderjarigen die niet in gezinsverband met hun ouders hebben samengewoond. De vrouw had verzocht om een voorlopige kinderbijdrage van € 293 per maand, maar dit verzoek werd ingetrokken. De rechtbank heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 247 per maand, waarbij de draagkracht van beide ouders is meegenomen. De man is verplicht om een bijdrage van € 153 per maand te betalen aan de vrouw, met ingang van 23 november 2022. De beslissingen met betrekking tot het gezag en de definitieve omgangsregeling zijn aangehouden tot pro forma, in afwachting van een rapportage van de gemeenten over het hulpverleningstraject.