Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 8 juni 2021 in Tilburg. De verdachte, die met een bromfiets reed, werd beschuldigd van het veroorzaken van een ongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, wat resulteerde in zwaar letsel voor een andere verkeersdeelnemer, [slachtoffer01]. Tijdens de zitting op 25 mei 2023 heeft de officier van justitie, mr. L. den Braber, betoogd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was voor de snelheidsovertreding en dat de verdachte vrijgesproken diende te worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet op het fietspad had mogen rijden met zijn bromfiets en dat hij mogelijk te hard heeft gereden. Echter, het forensisch onderzoek kon niet bevestigen dat de verdachte harder reed dan toegestaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor aanmerkelijke onvoorzichtigheid, wat leidde tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan gevaarzetting conform artikel 5 van de Wegenverkeerswet, omdat hij met een hogere snelheid reed dan ter plaatse verantwoord was.
De rechtbank legde een taakstraf van 40 uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en blanco strafblad. De rechtbank benadrukte dat het letsel van [slachtoffer01] blijvende gevolgen heeft, maar dat de verdachte ook blijk heeft gegeven van medeleven en openheid voor contact met het slachtoffer.