ECLI:NL:RBZWB:2023:3929
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de daaruit voortvloeiende aanslagen onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 september 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] in [plaats], vastgesteld op € 718.000 per 1 januari 2020. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 672.000. De belanghebbende, eigenaar van de woning, is het niet eens met deze waardebepaling en heeft beroep aangetekend.
De rechtbank heeft op 10 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft vastgesteld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij een taxatierapport is ingediend. Dit rapport bevatte een gegevensmatrix en vergelijkingen met referentieobjecten in de omgeving. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is.
De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende geen inhoudelijke reactie heeft gegeven op het taxatierapport, wat betekent dat de daarin opgenomen gegevens niet zijn betwist. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde van de woning en de bijbehorende aanslag onroerendezaakbelastingen niet te hoog zijn vastgesteld. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de waardebeschikking en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.