ECLI:NL:RBZWB:2023:3923

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_663
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake openbaarmaking van informatie over afbouwmedicatie en antidepressiva

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van Zorgonderzoek Nederland/Medische wetenschappen (ZonMw) van 20 december 2021, waarin informatie over afbouwmedicatie en antidepressiva werd geweigerd op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de TAPER-AD-studie, die zich richt op afbouwstrategieën voor antidepressiva. Tijdens de zitting op 30 maart 2023 heeft eiseres haar gemachtigden en een ervaringsdeskundige meegenomen, terwijl ZonMw werd vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met zes weken verlengd.

De rechtbank oordeelt dat de Wob van toepassing is, ondanks de inwerkingtreding van de Wet open overheid (Woo) op 1 mei 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat ZonMw enkele passages en e-mailextensies abusievelijk had weggelakt, maar deze zijn later alsnog openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de motivering van ZonMw voor het geheimhouden van bepaalde informatie beoordeeld en geconcludeerd dat de belangen van de betrokken partijen, waaronder de onderzoekers en patiënten, zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar heeft ZonMw wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is gedaan op 6 juni 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/663 WOB

uitspraak van 6 juni 2023 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres,

gemachtigden: mr. drs. D.J.C. Post en mr. V. Slotboom
en

Zorgonderzoek Nederland/Medische wetenschappen (ZonMw), verweerder,

gemachtigden: mr. N.N. Bontje en mr. M. Bonewit.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam psychiater], psychiater te [plaatsnaam 2] .

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 december 2021 (bestreden besluit) inzake de openbaarmaking van informatie over afbouwmedicatie en/of tapering en/of antidepressiva en/of venlafaxine en/of paroxetine.
Op 24 juni 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Daarin heeft verweerder aangegeven dat abusievelijk enkele nader aangeduide passages en een aantal e-mailextensies zijn weggelakt. Verweerder heeft deze passages en e-mailextensies alsnog openbaar gemaakt en de desbetreffende documenten als bijlagen bij het verweerschrift gevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 30 maart 2023. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden mr. drs. D.J.C. Post, mr. V. Slotboom en drs. J.P. Dupon (general manager) alsmede door [naam persoon] (ervaringsdeskundige in het afbouwen van medicatie). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. N.N. Bontje, mr. M. Bonewit en mr. J.D.R. Gorter. Derde partij is in persoon verschenen.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 2 november 2020 met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om verstrekking van kopieën van documenten met betrekking tot afbouwmedicatie en/of tapering en/of antidepressiva en/of venlafaxine en/of paroxetine, voor zover deze in het bezit zijn van ZonMw.
Bij brief van 10 februari 2021 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op het Wob-verzoek. Bij uitspraak van de rechtbank van 12 mei 2021 in de zaak met zaaknummer BRE 21/734 (ECLI:NL:RBZWB:2021:2437) is dit beroep gegrond verklaard en is een termijn gesteld.
Bij het primaire besluit van 8 juni 2021 heeft verweerder 36 documenten van in totaal 261 pagina’s openbaar gemaakt, met uitzondering van een aantal passages waarop volgens verweerder een uitzonderingsgrond van de Wob van toepassing is. Deze documenten hebben betrekking op een gehonoreerde subsidieaanvraag voor de zogeheten TAPER-AD-studie naar afbouwstrategieën voor antidepressiva, venlafaxine en paroxetine.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en alsnog enkele passages uit de documenten openbaar gemaakt.
Bij het verweerschrift heeft verweerder alsnog enkele passages alsmede een aantal e- mailextensies openbaar gemaakt.
2. Artikel 10.1 van de Wet open overheid (Woo) bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft. De Woo is dus van toepassing als met ingang van 1 mei 2022 wordt beslist op Wob-verzoeken. Gelet op de datum van het bestreden besluit, te weten 20 december 2021, oordeelt de rechtbank in deze zaak nog met toepassing van de Wob.
3. Verweerder heeft de documenten met de nog steeds geheim te houden passages toegezonden met het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij uitspraak van 12 mei 2022 heeft de rechtbank bepaald dat beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is.
De door verweerder gebezigde wijze van motiveren
4. Bij de niet openbaar gemaakte passages heeft verweerder telkens een Romeins cijfer geplaatst (verwijzing I tot en met V) dat verwijst naar de in het bestreden besluit opgenomen motiveringen en waarin per onderwerp (persoonsgegevens, aanvraag-, dossier-, correspondentie- en briefnummers, studieopzet, financiering, co-financier) is toegelicht waarom de desbetreffende passage niet openbaar wordt gemaakt.
In een inventarislijst is aangegeven op welke documenten (met welke datum) het besluit ziet, met verwijzing naar de (doorlopende) paginanummers, welke weigeringsgrond uit de Wob volgens verweerder van toepassing is en welke redenering(en) daaraan ten grondslag ligt/liggen.
4.1
Het plaatsen van een Romeins cijfer op de niet openbaar gemaakte passages, dat verwijst naar de in het bestreden besluit opgenomen motiveringen, is een geaccepteerde werkwijze, zij het dat voldaan moet worden aan enkele criteria. Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de door verweerder genoemde uitspraak van 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:666), kan, hoewel in beginsel per document of onderdeel daarvan moet worden gemotiveerd op welke grond openbaarmaking daarvan achterwege wordt gelaten, daarvan worden afgezien als dat zou leiden tot herhalingen die geen redelijk doel dienen. Indien meer dan één weigeringsgrond van toepassing is geacht op een document dat uit verschillende onderdelen bestaat, kan deze uitzondering zich slechts voordoen indien voldoende kenbaar is van welke weigeringsgrond voor welk onderdeel wordt uitgegaan.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank is met de door verweerder (uiteindelijk) in het bestreden besluit gegeven motivering voldoende inzichtelijk op welke gronden openbaarmaking van delen van documenten is geweigerd. Er is een bij het bestreden besluit behorende inventarislijst waarop is aangegeven welke weigeringsgronden verweerder op welke documenten van toepassing heeft geacht. Door de bijbehorende Romeinse cijfers heeft verweerder te kennen gegeven om welke reden de passages geheim gehouden zijn.
4.3
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat openbaarmaking van de studieopzet en van informatie over de financiering van het onderzoek niet leidt tot onevenredige benadeling van de aanvragers van het TAPER-AD-project of van derde partijen (de betrokken onderzoeksinstellingen, de patiënten en verweerder). Daarbij heeft eiseres betoogd dat het enkel refereren aan een Romeins cijfer niet duidelijk maakt waarom dat specifieke onderdeel van dat document is weggelakt. Voorts is eiseres van mening dat informatie over de co-financier van het onderzoek geen bedrijfs- en fabricagegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob betreft en niet leidt tot onevenredige benadeling van de co-financier.
5.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de weigering om persoonsgegevens en aanvraag-, dossier-, correspondentie- en briefnummers openbaar te maken (verwijzingen I en II). Ook richt het beroep zich niet langer tegen de e-mail-extensies. Deze onderdelen van het bestreden besluit zijn tussen partijen dus niet (meer) in geschil. Eiseres heeft dit ter zitting desgevraagd bevestigd.
5.2
Het beroep van eiseres is thans beperkt tot de weggelakte gegevens van de studieopzet, van de financiering en van de co-financier van het onderzoek. De rechtbank zal de beroepsgronden toetsen aan de door verweerder met toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegde documenten.
De studieopzet (verwijzing III)
6. De TAPER-AD-studie staat inmiddels te boek als de TEMPO-studie. Het betreft twee afbouwmethodes bij twee veelgebruikte antidepressiva (paroxetine en venlafaxine) die worden onderzocht in een landelijk dubbelblind onderzoek bij patiënten die hersteld zijn van een eerdere depressie, maar deze antidepressiva nog steeds slikken. Er wordt onderzocht welke methode (gebruikelijk of langzamer) het beste helpt om succesvol af te bouwen, of er verschillen zijn in onttrekkingsklachten en of de depressie terugkomt. Bij een gerandomiseerd dubbelblind onderzoek wordt het onderzoek zodanig opgezet dat de verschillende wijzen van behandeling elkaar afwisselen (crossover) en dat de patiënt en de onderzoeker niet kunnen weten welk preparaat het placebo is (dubbelblind).
6.1
Verweerder heeft benadrukt dat de studieopzet inzicht geeft in de uitvoering en blindering van het onderzoek en dat in dit geval sprake is van een dubbelblind gerandomiseerd onderzoek. Openbaarmaking van deze informatie ondermijnt de validiteit en haalbaarheid van het onderzoek omdat deelnemende patiënten en behandelaars (al dan niet bewust) kunnen worden beïnvloed als zij weten welke afbouwstrategie wordt toegepast, aldus verweerder. Dat kan vervolgens leiden tot vertroebelde, onjuiste, onderzoeksuitkomsten en daarmee tot onevenredige benadeling van de betrokken onderzoekers en onderzoeksinstellingen. Ook zou dit tot onevenredige benadeling van de betrokken patiënten kunnen leiden, omdat de kennisontwikkeling met betrekking tot de afbouw, waarbij zij gebaat zijn, wordt belemmerd. Daarnaast leidt openbaarmaking van de studieopzet tot onevenredige benadeling van verweerder. De subsidieaanvragers hebben de informatie over de studieopzet in vertrouwen met verweerder gedeeld.
6.2
Eiseres heeft onder verwijzing naar een notitie van [naam persoon] betoogd dat bekendmaking van informatie over de opzet van het gerandomiseerd dubbelblind onderzoek de haalbaarheid en de validiteit ervan niet kan en zal ondermijnen. Het is niet juist dat geheimhouding van het protocol voor het TEMPO-onderzoek noodzakelijk is om te voorkomen dat dit onderzoek door het optreden van nocebo en placebo effecten in gevaar zou kunnen of mogen worden gebracht, aldus [naam persoon] .
6.3
De rechtbank stelt voorop dat het Wob-verzoek van eiseres geen betrekking had op de openbaarmaking van informatie over het protocol van het onderzoek. De geheimhouding van informatie over dit protocol kan daarom in deze zaak niet aan de orde komen. Verder overweegt de rechtbank dat [naam persoon] ter zitting heeft betoogd dat het mogelijk is om een dubbelblind onderzoek op te zetten waarvan iedereen die dat wil tot in detail kennis van kan en mag nemen, zonder dat dit de uitvoering van het onderzoek door het optreden van nocebo en placebo effecten in gevaar kan brengen. Dit betoog gaat eraan voorbij dat derde partij heeft gekozen voor een studieopzet van een gerandomiseerd dubbelblind onderzoek waarvan de validiteit en haalbaarheid naar eigen zeggen in gevaar komt als verweerder de opzet van dat onderzoek bekendmaakt. Derde partij heeft deze studieopzet bij verweerder ingediend ten behoeve van de subsidiëring en het is deze aanvraag die eiseres openbaar gemaakt wil hebben.
6.4
Voor wat betreft de studieopzet heeft eiseres specifiek gewezen op de passages op pagina 5, 7, 8 en 9, op pagina 59 tot en met 64, op pagina 75 en op pagina 212 tot en met 215 van de documenten bij het bestreden besluit. Ook heeft eiseres gewezen op het ‘schedule’ op pagina 104 en 115. Gelet op de inhoud van de desbetreffende passages en het ‘schedule’ in de documenten (uit Appendix C en D) heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het belang dat wordt gediend met de openbaarmaking van deze stukken, niet opweegt tegen de onevenredige benadeling van de medische wetenschap, de deelnemers aan het onderzoek, de patiëntenpopulatie als geheel, de subsidie-aanvragers van het TAPER-AD project, de betrokken onderzoeksinstellingen en verweerder in haar intermediaire rol als overheidsorgaan. Het door eiseres gestelde belang om te worden geïnformeerd over een onderzoek middels een onderzoeksprotocol is geen belang dat gewicht in de schaal legt bij de op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob te verrichten belangenafweging.
6.5
De stelling van eiseres dat verweerder teveel informatie in de studieopzet heeft weggelakt kan niet slagen.
De financiering (verwijzing IV)
7. De rechtbank stelt voorop dat eiseres in beroep geen gronden heeft aangevoerd tegen de door verweerder geheimgehouden financiële gegevens om reden dat het vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens van derde partijen betreft (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob).
Volgens eiseres heeft verweerder niet onderbouwd waarom openbaarmaking van de financiële gegevens de onderhandelingspositie van derde partijen onevenredig zou benadelen, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob (verwijzing IVb in het bestreden besluit). Daar komt bij dat aanvragers om subsidie ermee bekend zijn dat een aanvraag kan leiden tot de verplichting om bepaalde gegevens te delen met andere onderzoekers en patiënten en ook dat een aanvraag blootgesteld wordt aan de Wob, aldus eiseres. Evenmin houdt de stelling stand dat de financiële positie van verweerder geschaad zou worden omdat verweerder de bedragen tegengeworpen zou krijgen in volgende subsidierondes (artikel 10, 2e lid, aanhef en onder b, de Wob, verwijzing IVc in het bestreden besluit). Ieder onderzoek is immers anders en vergt een individuele beoordeling van de subsidiëring. Het is aan verweerder om deze weigeringsgrond concreet te maken en te motiveren.
7.1
Verweerder heeft passages over de financiering van het onderzoek weggelakt omdat de desbetreffende informatie inzicht geeft in de bedragen die onderzoekers en onderzoeksinstellingen opvoeren voor verschillende kostenposten bij het uitvoeren van de studie. Het gaat hier om de passages waarop het Romeinse cijfer IV is geplaatst. Met openbaarmaking van die gegevens wordt volgens verweerder de onderhandelingspositie van de onderzoekers en de onderzoeksinstellingen bij aanvragen voor en onderhandelingen over toekomstige opdrachten en projecten onevenredig benadeeld, omdat concurrerende onderzoekers en onderzoeksinstellingen daar hun inschrijvingen of proposities op zullen afstemmen en ook opdrachtgevers daar hun voordeel mee kunnen doen bij de onderhandelingen over de kosten. Ook zal de financiële positie van verweerder worden geschaad indien openbaar wordt welke bedragen zij bereid is te betalen voor de verschillende kostenposten bij de subsidiëring van onderzoek. Verweerder kan die bedragen dan tegengeworpen krijgen bij (procedures over) volgende subsidierondes. Dat schaadt de financiële belangen van verweerder als bedoeld in artikel 10, tweede lid aanhef en onder b, van de Wob, verwijzing IVc).
7.2
De rechtbank heeft de financiële gegevens die weggelakt zijn met de plaatsing van het Romeinse cijfer IV vergeleken met de desbetreffende gegevens in de documenten die de rechtbank onder toepassing van artikel 8:29 van de Awb heeft ingezien. Dit heeft de rechtbank geleid tot het oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de concurrentiebelangen van de onderzoekers en onderzoeksinstellingen zich verzetten tegen openbaarmaking van die financiële gegevens. Openbaarmaking van informatie over de financiering van het onderzoek geeft immers inzicht in de bedragen die onderzoekers en onderzoeksinstellingen opvoeren voor verschillende kostenposten bij het uitvoeren van een studie. Voor zover aanvragers informatie delen met andere onderzoekers en patiënten over het onderzoek, betreft dat geen financiële onderbouwing van de studie. Aanvragers zullen ongetwijfeld geweten hebben dat hun aanvraag onderwerp zou kunnen worden van een Wob-procedure, maar tegelijkertijd mochten zij erop vertrouwen dat daarbij hun gerechtvaardigde financiële belangen (die zich tegen openbaarmaking verzetten), in acht genomen zouden worden, overeenkomstig de uitzonderingen in artikel 10 van de Wob.
Ook weegt het belang van openbaarmaking niet op tegen de financiële belangen van verweerder. Hoewel elk onderzoek apart wordt beoordeeld, bestaan veel onderzoeken uit dezelfde kostenposten. Verweerder heeft afdoende gemotiveerd dat zij de bedragen die zij rekent voor bepaalde kostenposten bij volgende subsidierondes tegengeworpen kan krijgen, hetgeen haar financiële speelruimte beperkt.
7.3
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
De naam van de co-financier (verwijzing V)
8. Volgens eiseres betreft de naam van de co-financier van het onderzoek geen bedrijfs- en fabricagegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob. Daarnaast heeft verweerder niet onderbouwd waarom door openbaarmaking van informatie over de co-financier de belangen van de co-financier onevenredig worden benadeeld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.
8.1
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van de AbRS (waaronder de uitspraak van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2638) artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief dient te worden uitgelegd. Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of worden afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt.
8.2
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak afdoende toegelicht dat het gegeven dat een onderneming een financiële bijdrage alsmede producten zoals medicijnen levert aan het onderzoek, inzicht geeft in de afzet van producten en de kring van afnemers. Dit betreft bedrijfs- en fabricagegegevens zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, die aan openbaarmaking in de weg staan.
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder zich met de motivering in het bestreden besluit onder het Romeinse cijfer V op goede gronden de naam van de co-financier heeft geheimgehouden om reden dat diens financiële bijdrage een bedrijfsgegeven betreft. Los van deze absolute uitzondering heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het belang dat wordt gediend met de openbaarmaking van de naam van de co-financier, niet opweegt tegen de onevenredige benadeling van die partij. Bij openbaarmaking van de naam van de co-financier kan de informatie over de voorwaarden waaronder de onderzoekers en de co-financier samenwerken, aan deze specifieke onderneming gekoppeld worden, hetgeen de concurrentiepositie schaadt.
8.3
Ook deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
Conclusie
9. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is. Het geconstateerde gebrek dat in het bestreden besluit abusievelijk enkele nader aangeduide passages en een aantal e-mailextensies waren weggelakt, heeft verweerder hersteld door deze passages en e-mailextensies alsnog openbaar te maken en als bijlagen bij het verweerschrift te voegen. De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
Eiseres heeft daarom recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht. Daarnaast zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en mr. A.G.J.M. de Weert en mr. M. Snoeks, leden, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 6 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage bij de uitspraak inzake 22/663 WOB
Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur luidt als volgt:
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 87 van de Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
3. Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.
4. Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
5. Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.
6. Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
7. Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.
8. Voor zover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.