ECLI:NL:RBZWB:2023:3921

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1384
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit over Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 24 februari 2022, waarin zijn recht op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) werd afgewezen. Op 18 januari 2023 heeft het UWV echter besloten het bestreden besluit niet te handhaven, waardoor het bezwaar van verzoeker gegrond werd verklaard en zijn ZW-uitkering vanaf 16 augustus 2021 werd voortgezet. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, en veroordeelt het UWV in de proceskosten tot een bedrag van € 1.434,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een veroordeling hiervoor niet nodig is. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, en deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pasmans, griffier, op 8 juni 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1384 ZW
uitspraak van 6 juni 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 februari 2022 (bestreden besluit) van het UWV over zijn recht op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Met een besluit van 18 januari 2023 heeft het UWV bericht het bestreden besluit niet te handhaven, gelet op recente jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Hierdoor is eisers bezwaar tegen het bestreden besluit alsnog gegrond en wordt zijn ZW-uitkering vanaf 16 augustus 2021 voortgezet.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen van de rechtbank

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 18 januari 2023 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.434,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 597,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.434,-.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 8 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.