Uitspraak
1.De procedure
- de akte van [eiser01]
- de akte van [gedaagde01] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 31 mei 2023 vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser01] en [gedaagde01]. De procedure volgde op een tussenvonnis van 28 december 2022, waarin [eiser01] de gelegenheid kreeg om bewijs te leveren van vermogensschade als gevolg van onrechtmatig handelen door [gedaagde01]. [eiser01] heeft echter niet voldaan aan de bewijsopdracht, omdat zij geen getuigen heeft opgegeven en enkel schriftelijke stukken heeft ingediend. De kantonrechter oordeelt dat de ingediende stukken onvoldoende bewijs leveren voor de gevorderde materiële schadevergoeding.
Desondanks heeft de kantonrechter vastgesteld dat [gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] door beledigende en bedreigende uitlatingen te doen. Dit heeft geleid tot schade aan de eer en goede naam van [eiser01]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser01] recht heeft op een immateriële schadevergoeding, die is vastgesteld op € 350,00. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat [gedaagde01] aansprakelijk is voor de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 288,40. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.