ECLI:NL:RBZWB:2023:3895

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2313 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van lasten onder bestuursdwang opgelegd aan eigenaar van pand na brandincident

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker, eigenaar van een pand, tegen de aan hem opgelegde lasten onder bestuursdwang door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. De lasten zijn opgelegd naar aanleiding van een brand in het pand op 27 maart 2023, waarbij het college op 5 april 2023 twaalf lasten onder bestuursdwang heeft opgelegd vanwege overtredingen van het Bouwbesluit 2012 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze lasten en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 juni 2023 behandeld, waarbij zowel de verzoeker met zijn gemachtigde als de gemachtigden van het college aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit van 5 april 2023 onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende onderbouwd. Er zijn fouten en onduidelijkheden in het besluit, zoals het ontbreken van een rapport van de toezichthouder en het niet vermelden van de overtreden wettelijke voorschriften. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit tot twee weken na de beslissing op bezwaar, omdat de opgelegde lasten niet voldoende zijn onderbouwd en de veiligheid niet in het geding lijkt te zijn.

De voorzieningenrechter concludeert dat de zwaarte van de opgelegde lasten, in combinatie met de korte begunstigingstermijnen en het gebrek aan wettelijke grondslagen voor sommige lasten, aanleiding geeft om de voorlopige voorziening te treffen. Het college wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2313 GEMWT VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juni 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. W.F. Schovers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, het college

(gemachtigden: [namen vertegenwoordigers] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de aan hem opgelegde lasten onder bestuursdwang.
1.1.
Verzoeker is eigenaar van een pand gelegen aan [adres 1] en [adres 2] te [plaats panden] [1] . Op 27 maart 2023 is in het woongedeelte van het pand op het adres [adres 1] brand geweest. Naar aanleiding daarvan is het pand op die dag bezocht door een toezichthouder van de gemeente. Het college heeft met het besluit van 5 april 2023 (bestreden besluit) aan verzoeker in totaal 12 lasten onder bestuursdwang opgelegd vanwege diverse overtredingen van het Bouwbesluit 2012 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het college heeft verzoeker gelast om de overtredingen ongedaan te maken, waarbij de termijn om te voldoen aan de eerste drie lasten zou aflopen op 12 april 2023 en de termijn voor de laatste 5 lasten op 5 juli 2023 en de overige lasten tussen die data. Als verzoeker niet, niet tijdig of niet geheel aan één (of meerdere) last(en) voldoet, zal het college het pand sluiten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker met zijn gemachtigde en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is het besluit van 5 april 2023 voldoende zorgvuldig voorbereid en onderbouwd?
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat het besluit van 5 april 2023 onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende onderbouwd. In het besluit staan allerlei fouten/verschrijvingen, het rapport van het onderzoek van de toezichthouder van 27 maart 2023 is niet bij het besluit gevoegd en is, ondanks zijn verzoek daartoe, ook niet voorafgaand aan het besluit aan verzoeker verstrekt. Daardoor is onduidelijk welke regels zouden worden overtreden. Verzoeker is niet in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen en de begunstigingstermijnen zijn te kort.
3.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bestreden besluit enkel maatregelen zijn beschreven die eiser moet treffen met daarbij per maatregel de termijn waarvoor de maatregel getroffen moet zijn. Het college heeft nagelaten per opgelegde last te vermelden welk wettelijk voorschrift is overtreden [2] en dus welke grondslag wordt gebruikt om de last op te leggen.
Tijdens de zitting van 1 juni 2023 heeft het college bevestigd dat het onderzoeksrapport geen onderdeel uitmaakt van en ook niet gelijktijdig met het bestreden besluit aan verzoeker is toegezonden [3] .
Het college heeft desgevraagd tijdens zitting een poging gedaan om per maatregel aan te geven welk wettelijk voorschrift is overtreden [4] .
Daarbij is ter zitting al vastgesteld dat door het college niet voor alle opgelegde maatregelen een wettelijk voorschrift kon worden genoemd dat zou zijn overtreden. De voorzieningenrechter wijst hiervoor bijvoorbeeld op de last 1 die ziet op het plaatsen van koolmonoxidemelders. En last 10 waarin is opgenomen dat de raamkozijnen moeten worden voorzien van goed schilderwerk.
Ook is bij sommige lasten onduidelijk waarom daarin is opgenomen dat de werkzaamheden door een gecertificeerde installateur dan wel gecertificeerde aannemer uitgevoerd moeten worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor last twee die ziet op het plaatsen van rookmelders. De voorzieningenrechter overweegt verder dat tijdens de mondelinge toelichting ter zitting ook duidelijk is geworden dat sommige lasten zoals bijvoorbeeld last 4 te ruim geformuleerd zijn. Deze last heeft betrekking op het volledige pand terwijl ter zitting duidelijk werd dat het college niet bedoeld heeft deze last ook te laten zien op het gedeelte van het pand dat is voorzien van een plat dak.
3.2
Verzoeker heeft ter zitting zowel bij monde van zijn gemachtigde als zelf erkend dat – gelet op de huidige toestand van het pand – het noodzakelijk is dat een aantal van de omschreven maatregelen getroffen moeten worden. Hij is hiertoe ook bereid en heeft bijvoorbeeld op korte termijn na het ontvangen van het bestreden besluit zelf al koolmonoxidemelders en rookmelders geplaatst. [5]
Hij is het echter niet eens met de termijnen waarbinnen dit – volgens het college – dient te gebeuren en de (aanvullende) voorwaarden die het college daarbij heeft gesteld. Het tekort aan vakmensen maakt het – ondanks verschillende pogingen – niet mogelijk om binnen de door het college gestelde begunstigingstermijnen te voldoen aan de lasten.
Het college heeft ter zitting aangegeven dat de meest spoedeisende lasten de lasten 2 tm 6 zijn. Als hieraan niet wordt voldaan, is de veiligheid in het geding.
3.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat de rookmelders uit last 2 inmiddels zijn geplaatst en dat voor de verplichting om dat te laten doen door een gecertificeerd bedrijf, verweerder geen wettelijke grondslag heeft aangedragen, zodat die last niet ongewijzigd kan worden gehandhaafd. [6]
Last 3 en last 6 zien op de gasinstallatie. In het onderzoeksrapport van de gemeentelijke toezichthouder van het college is opgenomen dat op 27 maart 2023 de hoofdkraan van het gas in de meterkast is afgesloten en dat met de bewoners is afgesproken dat geen gebruik wordt gemaakt van het gas. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven met het pand (definitief) van het gas af te willen. Nu geen gebruik wordt gemaakt van de gasinstallatie kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gesteld dat de veiligheid op dit onderdeel in geding is, zodat er onvoldoende reden is om de lasten – op zijn minst voor wat betreft de daaraan verbonden termijnen – ongewijzigd te handhaven. [7] Bovendien is niet duidelijk geworden waarom aan het niet voldoen aan deze last de zeer ingrijpende sanctie van sluiting van de gehele woning wordt verbonden als – zo nodig – kan worden volstaan met het afsluiten en verzegelen van de hoofdkraan van het gas.
Last 4 ziet op het overleggen van een volledig rapport van de constructieve veiligheid van de kapconstructie. Tijdens de bespreking van deze last is duidelijk geworden dat het college hier doelt op de dakconstructie van het woongedeelte (en niet op het plat dak van het bedrijfsgedeelte) van het pand. Ook is nog niet duidelijk of er daadwerkelijk een noodzaak bestaat voor het treffen van maatregelen en voor de daaraan verbonden korte termijn. Dit moet uit het rapport blijken.
Tijdens de zitting heeft verzoeker – onweersproken – aangegeven dat bij de aankoop van het pand op 5 augustus 2016 de trekontlasting al was verwijderd . Ter zitting heeft het college aangegeven dat in de [adres 1] inmiddels een verbod voor vrachtverkeer geldt. Deze omstandigheden maken dat ook ten aanzien van deze last betwijfeld kan worden of het zo dringend is dat met het oog op de veiligheid een rapport moet worden opgesteld.
Last 5 ziet op het keuren, onderhouden en herstellen van de elektrotechnische installatie. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat ook ten aanzien van de elektrotechnische installatie afspraken met de bewoners zijn gemaakt. De elektriciteit voor de [adres 2] is door [naam installatiebedrijf] [8] uitgeschakeld door de groepen in de meterkast voor dat adres uit te schakelen. Voor het woongedeelte aan de [adres 1] geldt dat daar alle stekkerdozen zijn verwijderd en is afgesproken dat maximaal 3700 Watt aan elektrische apparaten tegelijkertijd mag worden gebruikt. Ook dit maakt dat niet gesteld kan worden dat de veiligheid op dit onderdeel op dit moment zo in het geding is dat onmiddellijk maatregelen moeten worden getroffen.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat door het college twaalf lasten onder bestuursdwang zijn opgelegd. Wanneer niet of niet volledig aan één of meer lasten wordt voldaan voor verzoeker, wordt zijn pand gesloten. Gelet op de zwaarte van deze maatregel [9] , het ontbreken van een beschrijving van de overtreden voorschriften in het besluit, het ontbreken van een bevoegdheid van het college bij een (onder)deel van de opgelegde lasten en de beperkte beschikbaarheid van vakmensen in combinatie met de korte begunstigingstermijn maakt dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de door het gestelde spoedeisende veiligheidsbelang van de lasten 2 t/m 6 door onder meer gemaakte afspraken en al getroffen maatregelen minder spoedeisend lijkt te zijn dan gesteld.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 5 april 2023 is geschorst tot twee weken na de beslissing op bezwaar.
8.1
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 schorst het bestreden besluit tot twee weken na de beslissing op bezwaar;
 bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
 veroordeelt het college tot betaling van € 1.674, aan proceskosten aan verzoeker;
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. Lemaire, griffier. op 6 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Een deel van het pand – grotendeels gelegen aan de [adres 1] – heeft een woonbestemming en een deel van het pand – gelegen aan de [adres 2] heeft een bedrijfsbestemming.
2.Artikel 5:9, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de beschikking tot oplegging van een bestuurlijke sanctie de overtreding en het overtreden voorschrift vermeldt.
3.Inmiddels beschikt verzoeker wel over deze rapportage.
4.In het onderzoeksrapport zijn afwijkingen ten opzichte van verleende vergunningen, ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan en ten opzichte van het Bouwbesluit 2012 beschreven maar is niet duidelijk of het college dit ook ziet als overtredingen. De inhoud van het onderzoeksrapport wijkt ook op sommige onderdelen af van het bestreden besluit zoals ten aanzien van de brandwerendheid.
5.Deze zijn echter niet door een gecertificeerde installateur geplaatst waardoor niet geheel aan de last wordt voldaan.
6.Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van het college aangegeven dat hiermee – ondanks dat dit niet is gebeurd door een gecertificeerde installateur zoals omschreven in de last – aan de last is voldaan.
7.De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat verzoeker en de andere bewoners van het pand zich aan de met de gemeente gemaakte afspraak zullen houden dat geen gebruik zal worden gemaakt van de gasinstallatie.
8.[naam installatiebedrijf] is door het college ingeschakeld op 27 maart 2023 om de elektrotechnische installatie te beoordelen.
9.Sluiting van het pand