4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het juridisch kader
Deze zaak betreft een zogenoemde zedenzaak. In dergelijke zaken is het voor de rechtbank vaak lastig om vast te stellen wat er precies is gebeurd omdat er bij het incident meestal maar twee personen aanwezig zijn, namelijk de aangever en de verdachte. Veelal staat de beschuldigende verklaring van de aangever tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. Rechtstreekse getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Wanneer de verdachte ontkent, is er maar één getuige van de relevante handelingen zelf, namelijk de aangever.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de rechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er moet dus meer bewijs zijn; iets dat die verklaring ondersteunt. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de belastende verklaring worden genoemd ondersteuning vindt in één of meer bewijsmiddelen. Het ondersteunende bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van de aangever en moet bovendien uit een andere bron komen.
Vanuit voornoemd kader overweegt de rechtbank in de onderhavige zaak als volgt.
Wat niet ter discussie staat
Op 20 juli 2021 was verdachte in Breda en heeft hij contact opgenomen met aangeefster om bij haar te blijven slapen. Zij vond dit goed. Verdachte kwam rond middernacht bij haar aan en na enige tijd zijn ze samen naar haar slaapkamer gegaan en samen in bed gaan liggen. Vervolgens heeft verdachte meerdere keren - met tussenpozen - seksuele toenadering gezocht en heeft aangeefster meermalen aangegeven dat ze dat niet wilde.
Verklaring aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar uiteindelijk bij haar armen heeft gepakt, haar tegen het bed heeft gedrukt en heeft gezegd dat ze nu echt stil moest zijn en dat als aangeefster niet zou willen, hij na één minuut echt zou stoppen. Hij heeft met zijn knieën op haar benen gezeten en geprobeerd met zijn handen en knieën haar benen uit elkaar te doen. Op dat moment besefte aangeefster dat verdachte niet zou stoppen en heeft zij hem opzij geduwd en is zij uit bed gegaan en boos en verdrietig de slaapkamer uitgegaan.
Verdachte heeft op zitting bevestigd dat aangeefster (uiteindelijk) overstuur het bed heeft verlaten, maar ontkent dat hij daarvoor gedaan en gezegd heeft wat aangeefster heeft verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Zij overweegt daartoe dat aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over wat haar is overkomen in de nacht van 20 op 21 juli. De door haar benoemde handelingen van verdachte die vooraf gingen aan de poging verkrachting sluiten aan bij de door verdachte erkende meerdere seksuele toenaderingen die door aangeefster werden afgewezen. Daar komt bij dat zij niet over verdachte verklaart als een bruut monster, maar als iemand die meerdere keren niet naar haar ‘nee’ luisterde en pas op het laatst overging tot fysieke dwang. Zowel de seksueel georiënteerde aanrakingen als de uiteindelijk toegepaste dwanghandelingen worden door aangeefster naar het oordeel van de rechtbank niet groter gemaakt. Ten slotte kan de rechtbank voor de hiervoor aangehaalde bewoor-dingen die verdachte volgens aangeefster op het laatst heeft gezegd, geen andere verklaring bedenken dan dat die daadwerkelijk door verdachte zijn uitgesproken. Dit maakt haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank authentiek en betrouwbaar.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster daarnaast voldoende steun in andere bewijsmiddelen.
Een huisgenoot van aangeefster, de heer [getuige02] , heeft haar direct na het incident gezien, nadat hij wakker werd van het dichtslaan van een deur. Hij hoorde aangeefster huilen op de wc en ook hyperventileren. Ze vertelde hem dat verdachte haar had aangeraakt en dat zij dat niet wilde maar dat hij bleef doorgaan. Hij forceerde seks met haar te hebben. Ook huisgenote [getuige01] is wakker geworden van een harde knal. Zij trof aangeefster huilend en overstuur aan op de wc. Aangeefster legde uit dat er een jongen in haar kamer was die dingen deed die zij niet prettig vond en niet door de beugel konden. De rechtbank is van oordeel dat de door deze getuigen waargenomen gemoedstoestand van aangeefster direct na het verlaten van haar slaapkamer en de uitlatingen die zij op dat moment tegenover hen heeft gedaan, aansluiten bij hetgeen aangeefster heeft verklaard dat haar is overkomen.
Verdachte en aangeefster hebben een dag na het incident contact gehad via Whatsapp. Een uitdraai van dit gesprek maakt onderdeel uit van het dossier. De rechtbank stelt vast dat verdachte in dit gesprek erkent dat hij heeft zitten pushen. Dit sluit aan bij de verklaring van aangeefster dat verdachte op seks uit was, hij op meerdere momenten seksuele toenadering heeft gezocht, terwijl aangeefster duidelijk aangaf dit niet te willen en uiteindelijk heeft getracht om haar door middel van fysiek geweld te dwingen.
Tot slot wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de verklaring van verdachte op zitting. Hij heeft verklaard dat aangeefster de slaapkamer heeft verlaten nadat hij wederom seksuele toenadering zocht en dat zij op dat moment overstuur was. De rechtbank stelt vast dat verdachte die nacht gedurende een langere tijdsperiode en op verschillende momenten heeft getracht om seksuele handelingen te verrichten bij aangeefster. Hoewel aangeefster meerdere keren aangaf dit niet te willen en zelfs een berichtje aan een huisgenoot heeft gestuurd dat zij bang was, was dit voor haar geen reden om de slaapkamer te verlaten. Het feit dat aangeefster hier aan het eind wel voor kiest en op dat moment ook erg emotioneel wordt, maakt dat de rechtbank de overtuiging heeft dat er vlak voordat aangeefster de slaapkamer heeft verlaten, meer gebeurd is dan eerder, hetgeen ook door aangeefster wordt verklaard.
Opzet op tegen de wil seksueel binnendringen?
Uitgaande van de eerder weergegeven verklaring van aangeefster moet de rechtbank vervolgens de vraag beantwoorden of verdachte opzet had op het seksueel binnendringen bij aangeefster en dat tegen haar wil.
Op basis van de omstandigheden dat verdachte de armen van aangeefster tegen het bed drukt, met zijn knieën op aangeefster zit en haar benen uit elkaar duwt, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat zijn intentie was om het lichaam van aangeefster binnen te dringen. Dat verdachte op dat moment zijn onderbroek nog aan had - zoals door de verdediging naar voren is gebracht - doet hier niet aan af. Seksueel binnendringen kan ook met andere lichaamsdelen dan de penis. Daarbij merkt de rechtbank op dat er al sprake is van seksueel binnendringen wanneer met de tong of vinger tussen de schaamlippen wordt gegaan. Dat aangeefster niet wilde dat verdachte seksueel bij haar zou binnendringen, volgt in voldoende mate uit haar aangifte en haar emotionele toestand kort na het incident.
Poging en geweld
De rechtbank is van oordeel dat het tegen het bed drukken van de armen van aangeefster, het met zijn knieën op haar benen gaan zitten en het proberen om haar benen met behulp van zijn handen en knieën uit elkaar te doen, kan worden aangemerkt als geweld. Het is fysieke kracht van voldoende kaliber om de weerstand van aangeefster te breken. De rechtbank is voorts van oordeel dat voornoemde geweldshandelingen in voldoende mate een begin van uitvoering opleveren om van een poging tot verkrachting te kunnen spreken.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting van aangeefster, zoals hierna onder 4.4 weergegeven. De feitelijke handelingen van de eerste twee gedachtestreepjes van de tenlastelegging worden niet opgenomen in de bewezenverklaring. Op basis van het dossier staat weliswaar in voldoende mate vast dat deze handelingen hebben plaatsgevonden, maar ze zijn naar het oordeel van de rechtbank geen onderdeel van de poging tot verkrachting omdat ze vooraf zijn gegaan aan het geweld dat verdachte heeft toegepast.