ECLI:NL:RBZWB:2023:3890
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- Mr. Van den Boom
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en belangenafweging bij toebedeling van de echtelijke woning in kort geding
In deze zaak, die voor de kantonrechter te Bergen op Zoom is behandeld, vordert de vrouw dat de man de woning verlaat. De vrouw, die de Poolse nationaliteit heeft, heeft de huurovereenkomst voor de woning getekend op 14 juli 2014, voordat zij met de man, die de Libanese nationaliteit heeft, huwde op 23 maart 2015. De man is medio 2016 naar Nederland verhuisd en bij de vrouw ingetrokken. De partijen zijn medio oktober 2022 overeengekomen te scheiden, en de echtscheiding is op 9 maart 2023 in Libanon uitgesproken, maar nog niet in Nederland ingeschreven. Beide partijen wonen nog steeds in de woning.
De vrouw vordert dat de man de woning per omgaande verlaat, met een dwangsom van € 500,00 per dag als hij dit niet doet. De vrouw stelt dat zij de woning huurde voordat zij de man kende en dat zij de inrichting heeft betaald. De man wil in de woning blijven wonen totdat hij vervangende woonruimte heeft gevonden, waarvoor hij hulp van de gemeente en woningcorporatie nodig heeft.
De kantonrechter oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om de zaak te beoordelen, aangezien beide partijen in Nederland wonen en de woning in Nederland is gelegen. De rechter wijst de vordering van de vrouw toe, omdat de verhouding tussen partijen zodanig verstoord is dat het treffen van een voorziening dringend geboden is. De man moet de woning binnen 3 dagen na betekening van het vonnis verlaten. De dwangsom wordt toegewezen, maar beperkt tot een maximum van € 10.000,00. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.