ECLI:NL:RBZWB:2023:3879

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
21/5548 en 51/5549
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak op bezwaar in belastingrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de belanghebbende verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin zijn beroep tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant gegrond werd verklaard. De rechtbank had op 17 januari 2023 de bestreden uitspraken op bezwaar vernietigd. Het verzet werd behandeld op 31 mei 2023, waarbij de belanghebbende werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk gegrond was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een integrale vergoeding van de juridische kosten rechtvaardigden. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 juni 2023 en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/5548 en 21/5549

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2023 op het verzet van

[belanghebbende] , te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant van 5 november 2021 (de bestreden uitspraken op bezwaar) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 17 januari 2023 heeft de rechtbank onder meer dat beroep gegrond verklaard en de bestreden uitspraken op bezwaar vernietigd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 31 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht en de bestreden uitspraken op bezwaar vernietigd. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het beroep kennelijk gegrond was. De rechtbank heeft daarbij beslist dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot een integrale vergoeding van de juridische kosten van belanghebbende en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Beoordeling van het verzet

In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep gegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Belanghebbende stelt dat hij niet heeft verzocht om een schadevergoeding en dat de rechtbank dus onterecht heeft beslist dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Belanghebbende heeft in andere procedures verzocht om veroordeling van de gemeente Zundert tot vergoeding van schade en is bevreesd dat de gemeente Zundert zich erop zal beroepen dat de rechtbank reeds afwijzend heeft beslist op het verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt. In het beroepschrift verzoekt belanghebbende
“ex artikel 2 lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (…) integraal vergoeding van de juridische kosten die cliënten gemaakt hebben in dezen, toe te wijzen voor zover die redelijk zijn”. [1] Dit is in zoverre een verzoek om vergoeding van schade (proceskosten) en erop gericht die tot een hoger bedrag te doen vergoeden dan conform de vergoeding naar de forfaitaire tarieven van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dat maakt dat de rechtbank niet ten onrechte heeft beslist op dat verzoek én dat dat nevendictum niet ten onrechte is gegeven. Voor zover gemachtigde van belanghebbende vreest dat met dat dictum ook een oordeel zou zijn gegeven over eventuele andere verzoeken om schadevergoeding in andere procedures met andere bestuursorganen van de gemeente of eventuele schadeverzoeken, gericht aan de heffingsambtenaar met een andere grondslag dan de aanvankelijk betwiste legesaanslagen, is deze vrees onterecht. Daarover kán de rechtbank niet hebben geoordeeld.
Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 9 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Randnummer 61.