4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage II de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 9 maart 2022 is op de [adres 1] in Breda de bestuurder van een Renault Clio met het Franse [kenteken] (hierna: de Clio) ter controle door de politie staande gehouden. Nadat de bestuurder geen rijbewijs en identiteitsbewijs kon overleggen, werd een onderzoek aan de kleding ingesteld, zonder resultaat. Hierna is het voertuig doorzocht, waarbij in een grijze reiskoffer een doorzichtige plastic zak werd aangetroffen met daarin een hoeveelheid pillen. [medeverdachte 2] was de bestuurder van de Clio en [medeverdachte 1] de bijrijder. Een deel van de pillen is door het NFI getest en positief getest op MDMA. Het bleek te gaan om een totale hoeveelheid van twee kilo. In de koffer werd tevens een tandenborstel aangetroffen met daarop biologische materiaal waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat dit inderdaad zijn tandenborstel betreft.
[naam]
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de aangetroffen drugs van een derde persoon is. Hij kent deze persoon als [naam] . Dit is de persoon die het hotel voor hem en [medeverdachte 1] heeft geboekt. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij was gebeld om een ritje te doen voor [naam] . [medeverdachte 1] is naar het hotel gekomen waar [naam] onder zijn eigen naam drie kamers heeft gereserveerd. Hij heeft hiervoor de creditcard van [medeverdachte 1] gebruikt. [medeverdachte 1] vermoedt dat de twee jongens die hij heeft ontmoet in het hotel de drugs hebben meegenomen.
De rechtbank gaat er vanuit dat met [naam] [verdachte] wordt bedoeld. Wanneer [medeverdachte 1] een foto van [verdachte] wordt voorgehouden, verklaart hij dat dit [naam] is. Voorts hebben zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] verklaard dat dit de persoon is die de hotelkamers heeft geboekt. Dit wordt bevestigd door de boekingsgegevens van Novotel en de verklaring van verdachte zelf dat hij op die datum bij het Novotel is geweest.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten
De rechtbank heeft met de officier van justitie en de verdediging geconstateerd dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisselende verklaringen hebben afgelegd. De rechtbank overweegt dat wan-neer iemand inconsistent verklaard en in zijn verklaring zijn eigen aandeel in een strafbaar feit kleiner maakt – zoals beide medeverdachten in het onderhavige geval lijken te doen – dit niet automatisch betekent dat de gehele verklaring zonder meer als ongeloofwaardig en onbetrouwbaar moet worden bestempeld en van het bewijs dient te worden uitgesloten. Bij die beoordeling kan immers mede gewicht worden toegekend aan de vraag of onderdelen van de gewraakte verklaring worden bevestigd door andere bewijsmiddelen en welke bewijswaarde en overtuiging daarvan uitgaat.
De rechtbank stelt in dat kader vast dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Uit de hiervoor aangehaalde boekingsgegevens van het Novotel volgt dat verdachte meerdere kamers had gereserveerd van 8 op 9 maart 2022. Voorts blijkt uit de camerabeelden van het Novotel dat verdachte in de nacht voorafgaand aan het incident samen met de medeverdachten aanwezig was in het Novotel. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte op 9 maart 2022 vanaf 00.39 uur diverse keren het hotel in en uit loopt en met zijn telefoon in de weer is. Na een tijd te zijn weggeweest, komt hij midden in de nacht, rond 03:17 uur, weer aan in het hotel. Hij heeft dan onder meer een tas en een koffer bij zich. Verdachte heeft voor deze opmerkelijke activiteiten geen aannemelijke verklaring gegeven.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet zodanig onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn dat zij volledig dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank zal wel met behoedzaamheid gebruik maken van deze verklaringen en dit enkel doen met betrekking tot die onderdelen die worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Kennelijk leugenachtige verklaring
Verdachte is ter zitting bevraagd over zijn bagage, meer in het bijzonder of hij bagage bij zich had toen hij naar het Novotel kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig in Breda verblijft en dan bij vrienden en familie logeert. Die avond zou hij met vrienden in de stad zijn geweest voordat hij naar het Novotel ging. Op de vraag of hij wel of niet bagage bij zich had toen hij naar het hotel kwam, verklaarde verdachte in eerste instantie dat hij zijn koffer bij zich had toen hij met vrienden in de stad was en die koffer vervolgens ook had meegenomen naar het hotel. Nadat de rechtbank doorvroeg over de koffer, verklaarde verdachte dat hij toch geen koffer bij zich had. Daarmee spreekt verdachte zichzelf tegen. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van verdachte daarmee kennelijk leugenachtig is en bedoeld is om de waarheid te bemantelen. Op de beelden van het hotel is duidelijk te zien dat verdachte tussen 00.40 en 00.51 uur enkele malen bij de ingang van het hotel loopt, met medeverdachten en ook alleen, en op dat moment geen koffer bij zich heeft. Een paar uur later is hij opnieuw te zien en dit keer wel met een koffer.
Beschikkingsmacht
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat er door de verdachten twee koffers het hotel zijn binnengebracht. Op de beelden van Novotel is te zien dat verdachte en [medeverdachte 1] enkele uren na elkaar met een koffer het hotel binnenlopen. Deze koffers hebben vervolgens op de kamer van verdachte gestaan. Nadat verdachte de volgende ochtend al eerder was vertrokken met de auto van [medeverdachte 1] , worden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de Clio aangetroffen met twee koffers met in één van die koffers 2 kilogram MDMA.
Conclusie
De rechtbank is op basis van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wetenschap had van de 2 kilogram MDMA en dat hij deze samen met de medeverdachten aanwezig heeft gehad. De rechtbank ziet zich naast de kennelijke leugenachtige verklaring van verdachte ter zitting in dat oordeel gesterkt nu er op de telefoon van verdachte druggerelateerde berichten zijn aangetroffen. Dit zijn weliswaar berichten van na de tenlastegelegde datum, maar deze dragen naar het oordeel van de rechtbank wel bij aan de overtuiging. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen nu uit de beelden blijkt van een gezamenlijke uitvoering.
Voorwaardelijk verzoek getuigen horen
Nu de rechtbank in haar bewijsconstructie geen gebruik maakt van de getuigenverklaringen van de bewoners aan de [adres 2] te Breda ziet de rechtbank geen noodzaak om de vijf bewoners op dit adres als getuigen te horen, zoals door de verdediging subsidiair aan de rechtbank is verzocht.