ECLI:NL:RBZWB:2023:3861

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
10-041001-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de handel in amfetamine, MDMA en hennep en voor bezit van amfetamine, MDMA, hennep en professioneel vuurwerk

Op 7 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de handel in amfetamine, MDMA en hennep, alsook van het bezit van deze stoffen en professioneel vuurwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 19 maart 2021 amfetamine en MDMA heeft verkocht en verstrekt, evenals hennep. De verdachte had op 19 maart 2021 een aanzienlijke hoeveelheid van deze drugs in zijn bezit, alsook professioneel vuurwerk, wat in strijd is met de geldende wetgeving. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van stelselmatige observatie, waardoor de bewijsvoering niet werd aangetast. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 4 maanden hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte na de feiten en de tijd die verstreken was sinds de aanhouding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 10-041001-22
vonnis van de meervoudige kamer van 7 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1977 te [geboorteplaats01]
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 mei 2023, waarbij de officier van justitie mr. K.W. van Damme en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
heeft gehandeld in amfetamine en MDMA;
heeft gehandeld in hennep;
opzettelijk 244,3 gram amfetamine en 71,2 gram MDMA in zijn bezit heeft gehad;
opzettelijk 333,13 gram hennep in zijn bezit heeft gehad;
opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 4 Super Cobra's 6, 3 stuks DS04 (shell/mortierbom), 32 Comet Pyro Crackers en 20 Comet Paket Crackers, in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte, de verklaringen van de gebruikers en hetgeen is aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van verdachte.
Er heeft geen stelselmatige observatie plaatsgevonden en artikel 3 van de Politiewet biedt voldoende basis om af en toe te posten voor een deur van een pand dat in MMA-meldingen een dealpand wordt genoemd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er is immers sprake geweest van een stelselmatige observatie zonder dat daartoe een bevel is afgegeven door de officier van justitie. Dit onrechtmatig stelselmatig observeren is een zware inbreuk op het recht op een eerlijk proces en de privacy van verdachte, zoals is neergelegd in artikel 6 en 8 van het EVRM, en dient te leiden tot bewijsuitsluiting van alles wat als gevolg van de stelselmatige observatie is verkregen, zijnde al het bewijsmateriaal in deze zaak.
Subsidiair kan bij feit 1 en 2 de ten laste gelegde periode niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, omdat daarvoor onvoldoende bewijs aanwezig is. De verklaring van verdachte bij de politie ziet op de hele periode waarin hij met zijn vriendengroep samenkwam in zijn woning. Het drugs gebruiken begon pas later. Daarnaast was er sprake van eigen gebruik. De vriendengroep gebruikte over en weer drugs van elkaar. Niet is gebleken dat er door verdachte in drugs werd gehandeld.
De onder feit 3 en 4 genoemde drugs waren voor gezamenlijk gebruik en kunnen niet geheel aan verdachte worden toegerekend.
Bij feit 5 wist verdachte niet dat het verboden vuurwerk betrof. Daarnaast is de beschikkingsmacht van verdachte over het vuurwerk onvoldoende vast komende te staan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Stelselmatige observatie?
De wetgever maakt onderscheid tussen stelselmatige en niet-stelselmatige observaties. Stelselmatige observaties kunnen op grond van artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering enkel plaatsvinden op basis van een daartoe strekkend bevel van de officier van justitie. Onder stelselmatige observaties worden observaties verstaan die als resultaat kunnen hebben dat een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands privéleven wordt verkregen. Hierbij spelen de duur, de plaats, de intensiteit en frequentie van de observatie een rol, alsmede het eventuele gebruik van technische hulpmiddelen.
Als er geen sprake is van een stelselmatige observatie en de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dus ook als beperkt kan worden beschouwd, kan de observatie plaatsvinden op grond van artikel 3 van de Politiewet en is er geen bevel van de officier van justitie nodig.
De rechtbank stelt vast dat er in onderhavige zaak op vijf niet-achtereenvolgende dagen is geobserveerd zonder gebruik van een technisch hulpmiddel. Daarbij is steeds voor een korte periode, te weten een half uur tot twee uur en eenmaal voor vier uur, gepost met zicht op de ingang van de woning van verdachte. Het posten vond niet plaats met het doel om een min of meer volledig beeld te krijgen van (bepaalde aspecten van) het privéleven van verdachte, maar beoogde slechts een beeld te krijgen van de activiteiten rondom de woning en de personen die bij verdachte langskwamen. De observaties vonden daarnaast plaats op een voor het publiek toegankelijke plaats. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat artikel 3 van de Politiewet voldoende grondslag bood voor de observaties. Er is dan ook geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
feit 1 en 2Gelet op de observaties, de verklaringen van [naam01] en [naam02] en de verklaring van verdachte bij de politie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode heeft gehandeld in amfetamine, MDMA en hennep.
De rechtbank overweegt daarbij dat volgens vaste jurisprudentie onder verkopen ook het sluiten van een ‘deal’ valt zonder dat er geld aan te pas komt. Verkopen moet dus niet in civielrechtelijke zin worden verstaan. Ook het ruilen van verdovende middelen met andere goederen valt aldus onder het ‘verkopen’ in de zin van de Opiumwet
feit 3 en 4De in de tenlastelegging genoemde amfetamine, MDMA en hennep zijn op 19 maart 2021 in de woning van verdachte aangetroffen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij deze drugs inderdaad in zijn woning aanwezig had. Daarmee staat vast dat verdachte wetenschap had van en feitelijke beschikkingsmacht had over deze verdovende middelen. Dat hij ze met anderen zou gaan delen, zoals door de raadsman is aangevoerd, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank acht het bezit van 244,3 gram amfetamine,
71,2 gram MDMA en 333,13 gram hennep wettig en overtuigend bewezen.
feit 5Het in de tenlastelegging genoemde vuurwerk is in de woning van verdachte aangetroffen en onderzocht. Blijkens dat onderzoek is het in bezit hebben van het aangetroffen vuurwerk in een woning in strijd met het Vuurwerkbesluit. Uit de verklaring van verdachte ter zitting volgt dat hij wist dat dit vuurwerk in zijn woning aanwezig was en dat hij daar de beschikkingsmacht over had. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat het bezit van dit vuurwerk, waaronder Cobra’s, verboden was, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1op tijdstippen in de periode 1 januari 2017 tot en met 19 maart 2021 te [woonplaats01] , telkens opzettelijk heeft verkocht en verstrekt, handels- en/of gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine of MDMA, zijnde amfetamine en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2op tijdstippen in de periode van 01 januari 2017 tot en met 19 maart 2021 te [woonplaats01] opzettelijk heeft verkocht en verstrekt, telkens handels- en/of gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 3op 19 maart 2021 te [woonplaats01] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 244,3 gram amfetamine en 71,2 gram MDMA, zijnde MDMA en amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4op 19 maart 2021 te [woonplaats01] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 333,13 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 5op 19 maart 2021 te [woonplaats01] , in een woning gelegen aan de [straatnaam01] , opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 4 stuks knalvuurwerk, te weten Super Cobra's 6 (lijst III) en
- 3 stuks knalvuurwerk, te weten DS04 (shell/mortierbom) (lijst III) en
- 32 stuks knalvuurwerk, te weten Comet Pyro Cracker (lijst IIA) en
- 20 stuks knalvuurwerk, te weten Comet Paket Cracker (lijst IIA),
opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur, subsidiair 4 maanden vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van en de handel in amfetamine, MDMA en hennep. Dit zijn stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend werken. Daarnaast ontstaat er door de handel in drugs onrust in en overlast voor de samenleving, omdat de aanwezigheid van drugs onder meer zorgt voor een aanloop van personen bij een woning, waaronder verslaafden. Het is een feit van algemene bekendheid dat een drugsverslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen wordt bekostigd, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Daarom dient hiertegen opgetreden te worden.
Daarnaast lag er professioneel vuurwerk in de woning van verdachte. Bedoeld vuurwerk had een veel zwaardere lading dan toegestaan consumentenvuurwerk. Het is algemeen bekend dat dit illegale vuurwerk bij ontploffing enorme schade aan de woning en de omliggende panden kan aanrichten en letsel bij de bewoners kan veroorzaken. Niettemin nam verdachte welbewust het risico om dat vuurwerk in zijn woning te bewaren.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank in positieve zin rekening met het feit dat verdachte vanaf zijn aanhouding steeds heeft meegewerkt met de politie. Ook houdt de rechtbank rekening met het tijdverloop.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij na onderhavige feiten een periode op straat heeft geleefd en zijn baan kwijt was geraakt, waardoor zijn schulden opliepen. Verdachte is vervolgens op eigen kracht gestopt met het gebruik van harddrugs en heeft zijn leven weer op de rit. De rechtbank wil deze positieve weg die verdachte heeft ingezet, mede gezien het tijdverloop, niet doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uur opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Om de ernst van de feiten te benadrukken en als steuntje in de rug zal de rechtbank daarnaast de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opleggen met een proeftijd van twee jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet,
1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,
9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en
1.2.2 van het Vuurwerkbesluit,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5:overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juni 2023.
Mr. Los en mr. Mulders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.