ECLI:NL:RBZWB:2023:3857
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. D.A.C. Schreuder, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat het recht op compensatie van een transitievergoeding op € 0,- had vastgesteld. Na een heroverweging van het besluit op 23 december 2022, werd de compensatie vastgesteld op € 49.490,87, en werden proceskosten en griffierecht tot een totaal van € 1.660,- vergoed. Verzoekster trok haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder tegemoet was gekomen aan het beroep van verzoekster, werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Verzoekster had ook om vergoeding van € 39,55 aan verschotten verzocht, maar dit verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat de kosten niet duidelijk waren onderbouwd.
De rechtbank benadrukte dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden. Verzoekster werd geadviseerd zich hiervoor tot verweerder te wenden. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen, en deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.