ECLI:NL:RBZWB:2023:3848

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4130
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiser had zich op 22 augustus 2018 ziek gemeld met psychische klachten tijdens een periode van werkloosheid. Het UWV had op 5 augustus 2020 besloten om de aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een later bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 11 mei 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd om eiser een WIA-uitkering toe te kennen. De medische beoordeling was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die eiser telefonisch hadden gesproken en dossieronderzoek hadden verricht. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de vastgestelde beperkingen van eiser in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat zijn. Eiser had aangevoerd dat de medische beoordeling niet volledig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen de klachten van eiser goed in hun beoordeling hebben meegenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de functies die aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag lagen, passend waren voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat het UWV het griffierecht aan eiser moet vergoeden, evenals de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4130 WIA

uitspraak van 5 juni 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder,
gemachtigde: mr. C.J.G. Oom-Roumen.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.2.
Het UWV heeft met het besluit van 5 augustus 2020 geweigerd per 19 augustus 2020 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 30 augustus 2021 op het bezwaar van eiser heeft het UWV deze weigering gehandhaafd.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1.
Eiser heeft zich op 22 augustus 2018 tijdens een periode van werkloosheid ziek gemeld met psychische klachten. Voordat eiser werkloos werd was hij via Uitzendbureau Unique werkzaam als magazijnmedewerker. Eiser heeft zich eerder een aantal keren ziek gemeld met psychische klachten.
2.2.
Met het besluit van 23 november 2018 heeft het UWV aan eiser met ingang van
21 november 2018 een ZW-uitkering toegekend. Met het besluit van 11 juli 2019 is deze uitkering ongewijzigd voortgezet.
2.3.
Op 12 mei 2020 heeft eiser bij het UWV een aanvraag WIA-uitkering ingediend.
2.4.
Met het besluit van 5 augustus 2020 heeft het UWV deze aanvraag met ingang van 19 augustus 2020 afgewezen omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2.5.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.6.
Het UWV heeft dit bezwaar met het bestreden besluit van 30 augustus 2021 ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank moet beoordelen of het UWV op goede gronden aan eiser met ingang van 19 augustus 2020 een WIA-uitkering geweigerd heeft. Het UWV heeft dat geweigerd omdat eiser minder dan 35% (2,28%) arbeidsongeschikt is.
3.2.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
De voor de beoordeling van het beroep (verdere) belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De verzekeringsarts ( [verzekeringsarts] ) heeft eiser telefonisch gesproken en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser bekend is met een medische voorgeschiedenis en meerdere verzuimperioden en behandelingen. Thans is sprake van depressieve klachten na een mislukte proefplaatsing. Eiser werd adequaat behandeld en kreeg begeleiding. Eiser sliep daardoor beter en zijn klachten namen af. In coronatijd zijn de behandelingen en begeleidingen gestaakt. Daarna namen eisers klachten weer toe. Bij tegenslagen vervalt eiser nog makkelijk in eigen patronen. Er is sprake van een forse prikkelgevoeligheid en verlaagde draagkracht. Eiser is extra gevoelig voor de sfeer (werk en privé) en kan moeilijk onderscheid maken tussen werk en privé. Zoals bekend heeft eiser geen effectieve copingstijl en als hij ergens mee zit doet hij veel beroep op zijn ouders en zus en nu op zijn begeleider. Met een regelmatige begeleiding – die niet werkgebonden hoeft te zijn – krijgt eiser meer rust en gevoel van controle over zijn zaken. Het is wenselijk dat hij ook in het werk een aanspreekpunt heeft, maar belangrijker is dat hij privé adequate begeleiding heeft. Als eisers taken duidelijk en eenvoudig zijn en als hij niet veelvuldig gestoord of onderbroken wordt met andere taken kan eiser goed presteren. De werkinstructie dient verbaal aangeboden te worden, geen complexe teksten. Geen hoge eisen op rekenmogelijkheden. Bij een nieuwe taak heeft eiser even meer begeleiding en uitleg nodig, maar kan daarna de geleerde taken zelfstandig uitvoeren. Het is wenselijk dat hij bij problemen terug kan vallen op directe collega’s of zijn leidinggevende en van tijd tot tijd bevestiging krijgt. Werkzaamheden met veelvuldige deadlines, hoog handelingstempo en taken met hoge eisen op flexibiliteit moeten vermeden worden. Er zijn beperkingen ten aanzien van het uiten van eigen emoties en een niet optimale stressbestendigheid waardoor eiser beperkt is in het hanteren van conflicten en voor taken met veelvuldige klantcontacten en taken met leidinggevende aspecten. Eiser is ook aangewezen op een niet-chaotische werkomgeving en een kleinere groep (5-6 mensen) zonder frequente personeelswisselingen. Eiser is verder aangewezen op regelmaat, zonder overwerk. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 juli 2020.
De verzekeringsarts b&b ( [verzekeringsarts B&B] ) heeft dossierstudie verricht en het door eiser in bezwaar ingebrachte psychologisch rapport van Buro T3 uit 2017 evenals informatie van de klinisch neuropsycholoog van 19 maart 2021 in zijn onderzoek betrokken. [verzekeringsarts B&B] merkt op dat de primaire verzekeringsarts eiser alleen telefonisch heeft gesproken. Behalve dat eiser daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, kent de primaire verzekeringsarts eiser al uit eerdere beoordelingen, is uitgebreide informatie van de behandelend sector beschikbaar en heeft eiser aangegeven af te zien van een hoorzitting. [verzekeringsarts B&B] ziet daarom geen dringende redenen om persoonlijk contact met eiser te hebben. Daarbij gaat het om een retrospectief oordeel over de datum in geding van bijna een jaar geleden. Eisers bezwaren zijn gericht tegen de vastgestelde beperkingen op cognitief, persoonlijk en sociaal functioneren. Onder verwijzing naar het psychologisch rapport uit 2017 heeft eiser aangevoerd dat de primaire verzekeringsarts ten onrechte heeft gesteld dat de informatie verbaal aangeboden moet worden, terwijl uit het psychologisch rapport volgt dat die visueel aangeboden moet worden, dat er ten onrechte geen rekening mee is gehouden dat verbale informatie kort en eenvoudig moet zijn en dat eiser extra verwerkingstijd nodig heeft bij het aanbieden van nieuwe informatie. Alhoewel eiser hier een punt heeft, heeft de primaire verzekeringsarts aanvullend gesteld: geen complexe teksten, bij een nieuwe taak heeft eiser meer begeleiding en uitleg nodig en het is wenselijk dat eiser terug kan vallen op directe collega’s of leidinggevende. Het is juist dat dit niet is vermeld in de FML. De primaire arbeidsdeskundige heeft echter de beschikking over de rapportage van de verzekeringsarts. Om verdere discussie te voorkomen heeft [verzekeringsarts B&B] de FML op 17 augustus 2021 aangevuld.
In de beroepsgronden heeft het UWV aanleiding gezien om eiser alsnog op te roepen voor een spreekuur.
De verzekeringsarts b&b ( [verzekeringsarts B&B2] ) heeft eiser gezien tijdens het spreekuur op
20 december 2022, hem psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat er geen nieuwe medische gegevens zijn verkregen. Eiser heeft een toelichting gegeven op zijn functioneren en het beloop. Er is nog steeds sprake van een wisselend beloop met betere en slechtere periodes, waarbij er een kleine opwaartse lijn in het functioneren werd genoemd vanwege betere acceptatie en opbouw van vrijwilligerswerk. Er hebben geen nieuwe onderzoeken of behandelingen plaatsgevonden. Er zijn geen nieuwe diagnoses gesteld. Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts B&B] ging dan ook uit van de juiste medische problematiek. [verzekeringsarts B&B2] stelt verder dat, alhoewel eiser beperkingen heeft in het verwerken van auditieve informatie, het niet zo is dat hij dit in het geheel niet kan. Wel blijkt uit het rapport van psycholoog [psycholoog] dat verbale informatie kort en eenvoudig moet zijn. Dit is overgenomen in de FML. Ook stelt [verzekeringsarts B&B2] dat eiser er ten onrechte van uit gaat dat het initiatief tot bevestiging uit moet gaan van collega’s of de leidinggevende. Eiser is in staat om bevestiging te vragen wanneer dit voor hem noodzakelijk is. Dit doet hij ook als het om brieven gaat. Door in de FML op te nemen dat eiser meer begeleiding en uitleg nodig heeft bij nieuwe taken is een direct aanspreekpunt gegarandeerd bij het inwerken in een taak. Daarnaast is door op te nemen dat eiser altijd terug moet kunnen vallen op directe collega’s of leidinggevende gezorgd voor een omgeving waarin hij direct om bevestiging kan vragen. Tot slot is ook opgenomen dat er sprake moet zijn van een kleine groep mensen (5-6) zonder frequente personeelswisseling. Hierdoor is het voor eiser mogelijk vertrouwd te raken met de collega’s, wat de drempel tot aanspreken en bevestiging verlaagt. Dat eiser jaren is overschat en overvraagd en daardoor overbelast en in een vicieuze cirkel van werk-overbelasting-depressie-uitval is geraakt, is volgens [verzekeringsarts B&B2] bekend en meegewogen. Hierbij merkt hij op dat het grootste deel van eisers arbeidscarrière de aard van de problematiek niet bekend was. Dit maakte dat eiser werkzaam was in niet-passend werk. Door rekening te houden met eisers beperkingen wordt getracht de vicieuze cirkel te doorbreken.
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onderzoek niet compleet/onzorgvuldig is geweest en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische klachten.
De primaire verzekeringsarts heeft eiser alleen telefonisch gesproken. En ook de verzekeringsarts b&b heeft eiser niet in persoon gezien. De verzekeringsarts b&b heeft niet toereikend gemotiveerd waarom van spreekuurcontact is afgezien, terwijl eiser heeft aangegeven zijn bezwaar bij een verzekeringsarts b&b te willen toelichten. Alleen omdat dat verzekeringsarts b&b niet bij de hoorzitting aanwezig wilde zijn heeft eiser van een hoorzitting afgezien.
Eiser stelt verder dat de beperkingen die de primaire verzekeringsarts heeft aangegeven, niet volledig juist in de FML zijn opgenomen. De primaire verzekeringsarts heeft aangegeven dat de informatie verbaal dient te worden aangeboden. In de FML moet komen te staan dat werkinstructie visueel dient te worden aangeboden. Het woord ‘liever’ is ten onrechte opgenomen. Daarnaast is ten onrechte niet opgenomen dat voldoende bevestiging van collega’s of leidinggevende mogelijk moet zijn.
Verder is er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat eiser jaren is overvraagd en daardoor overbelast. De psychiater heeft aangegeven dat eiser een laagbegaafde intelligentie heeft. Mede hierdoor heeft eiser in het verleden werk verricht dat eigenlijk niet geschikt was voor hem. Hij moest steeds ‘op zijn tenen lopen’ en kon zich alleen handhaven door begripvolle werkgevers of collega’s. In het algemeen worden eisers capaciteiten en zijn kunnen te hoog ingeschat. Ook de verzekeringsartsen hebben eisers mogelijkheden overschat. Bovendien hebben zij onvoldoende aandacht besteed aan het feit dat eiser in een vicieuze cirkel heeft gezeten van werk-overbelasting-depressie-uitval zoals ook de psychiater aangeeft.
4.3.
De rechtbank ziet in het gegeven dat het UWV in beroep aanleiding heeft gezien om eiser uit te nodigen voor een spreekuur met de verzekeringsarts b&b bevestiging dat het UWV het niet zorgvuldig vond dat eiser in bezwaar niet was gezien door de verzekeringsarts b&b. In zoverre is het bestreden besluit gebrekkig. De rechtbank passeert dit gebrek echter met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en toekenning van proceskosten aan eiser.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek (uiteindelijk) voldoende zorgvuldig is geweest. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de klachten van eiser, waaronder zijn psychische klachten. De verzekeringsartsen hebben naar die klachten onderzoek verricht. De primaire verzekeringsarts heeft eiser telefonisch gesproken en dossieronderzoek verricht. Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts B&B] heeft dossierstudie verricht en het psychologisch rapport van psycholoog/psychotherapeut [psycholoog] (Buro T3) uit 2017 en informatie van klinisch neuropsycholoog [neuropsycholoog] (ETZ) van 19 maart 2021 in zijn onderzoek betrokken. Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts B&B2] heeft eiser op 20 december 2022 gezien tijdens het spreekuur, hem psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. Daarmee is het medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig verricht.
Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van eisers beperkingen dan wel zijn belastbaarheid niet juist hebben ingeschat of vastgesteld.
Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts B&B] heeft in de informatie van [psycholoog] en [neuropsycholoog] en in de opmerkingen van eiser over het aanbieden van informatie (visueel/verbaal) en de verwerkingssnelheid juist aanleiding gezien om de FML van 24 juli 2020 aan te vullen. Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts B&B2] heeft aangegeven dat het niet zo is dat eiser in het geheel geen verbale informatie kan verwerken, en dat de aanvulling in de FML in overeenstemming is met de informatie van [psycholoog] dat de verbale informatie kort en eenvoudig moet zijn. Verder is volgens [verzekeringsarts B&B2] in de FML voorzien in een direct aanspreekpunt en een omgeving waarin om bevestiging kan worden gevraagd door op te nemen dat eiser meer begeleiding en uitleg nodig heeft, dat hij altijd terug moet kunnen vallen op een directe collega’s of leidinggevende en dat sprake moet zijn van een kleine groep mensen (5-6) zonder frequente personeelswisseling. [verzekeringsarts B&B2] heeft verder gesteld dat bekend is dat eiser door niet-passend werk in een vicieuze cirkel van werk-overbelasting-depressie-uitval is geraakt en dat door rekening te houden met eisers beperkingen getracht wordt die vicieuze cirkel te doorbreken.
De rechtbank acht hiermee afdoende gemotiveerd dat in de FML rekening is gehouden met eisers beperkingen ten aanzien van het verwerken van informatie, zijn behoefte aan bevestiging en de jarenlange overvraging en -belasting.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser nog gewezen op de anamnese in de rapportage van verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts B&B2] en gesteld dat [verzekeringsarts B&B2] daar onvoldoende mee heeft gedaan. Volgens eiser is hij zo weinig belastbaar dat hij niet kan werken.
De rechtbank stelt vast dat de anamnese alleen eisers eigen verhaal betreft van ruim na de datum in geding en geen medisch objectieve informatie is. In het dossier bevindt zich medische informatie van psychologen [neuropsycholoog] en [psycholoog] . De verzekeringsartsen b&b hebben die informatie in hun onderzoeken betrokken. Daaruit blijkt dat eiser beperkt is in zijn dagelijks functioneren, maar niet dat hij in het geheel niet in staat is om te werken.
Nu eisers beperkingen in de FML van 17 augustus 2021 naar het oordeel van de rechtbank niet zijn onderschat, gaat zij voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1.
Een arbeidsdeskundige ( [arbeidsdeskundige] ) van het UWV heeft, rekening houdend met de FML van 24 juli 2020 de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: samensteller (Sbc-code 271130), productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) en medewerker intern transport (Sbc-code 111220).
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b, [arbeidsdeskundige b&b] ) heeft, rekening houdend met de aangevulde FML van 17 augustus 2021 de door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde functies beoordeeld op geschiktheid. De arbeidsdeskundige b&b heeft twee functies verworpen vanwege de beperking op lezen en omdat eiser is aangewezen op een kleine groep zonder frequente wisselingen. De arbeidsdeskundige b&b heeft volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: samensteller (Sbc-code 271130), lader, losser (Sbc-code 111220) en textielproductenmaker (Sbc-code 111160). Naar aanleiding van de bezwaargronden heeft de arbeidsdeskundige b&b onder meer gesteld dat meer tijd voor het aanleren van nieuwe taken en de beschikbaarheid van een vangnet als kwantitatieve aspecten worden beschouwd die van een werkgever in redelijkheid verwacht mogen worden. Er zijn door de verzekeringsarts geen kwalitatieve eisen gesteld aan de begeleiding of ondersteuning. De bedrijfsarts heeft aangenomen dat de informatie liever visueel moet worden aangeboden en dat verbale informatie kort en eenvoudig moet zijn. In de functie medewerker intern transport (Sbc-code 111220) krijgt de medewerker de informatie juist visueel aangeboden, waarmee wordt voldaan aan de voorwaarde die de verzekeringsarts heeft gesteld. Daarnaast worden de werkopdrachten met codes aangegeven. Er is geen sprake van complexe teksten of verwerken van gelezen informatie.
Arbeidsdeskundige b&b ( [arbeidsdeskundige b&b2] ) heeft in beroep aanvullend gereageerd. [arbeidsdeskundige b&b2] ziet geen aanleiding om af te wijken van het eerdere arbeidsdeskundige standpunt. Met betrekking tot de beroepsgronden en de geduide functies stelt hij:
Over het lezen in de functie medewerker intern transport (Sbc-code 111220) werd eerder een vraag gesteld aan de arbeidsdeskundig analist. Deze gaf het volgende antwoord: ‘Bij deze functie is sprake van het aflezen van numerieke codes, die op de pakbonnen vermeld staan. Deze codes verwijzen naar de numerieke codes op de stellingen in het magazijn. Meer leeswerk is niet aan de orde.’ Dit overschrijdt de mogelijkheden van eiser volgens [arbeidsdeskundige b&b2] niet.
De functie textielproductenmaker (Sbc-code 111160) betreft eenvoudige werkzaamheden – kussens stikken en inpakken – die zich goed lenen voor voordoen en nadoen. De arbeidsdeskundig analist geeft over de schriftelijke instructies aan: ‘Waar het hier om gaat is het kunnen lezen van de productieorder waarop het soort kussen plus bijbehorend label en de aantallen worden vermeld. Dat is alles. Het betreft hier geen stukken tekst die moeten worden gelezen.’ Ook deze functies overschrijdt de mogelijkheden van eiser niet.
De arbeidsdeskundig analist heeft over het lezen in de functie machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) gesteld: ‘Er staat niet veel tekst op een werkkaart en de tekst die erop staat is standaard. De enige dingen die veranderen zijn zaken die te maken hebben met de opdracht van dat moment. Dan hebben we het vooral over cijfermatige informatie. Verder hoeft er niet gelezen te worden.’ Volgens [arbeidsdeskundige b&b2] overschrijdt dit eisers mogelijkheden niet.
Voor de geduide functies geldt dat eiser eventueel ook mondeling een toelichting kan vragen als hij de tekst niet begrijpt of kan vragen of een college het even voordoet. Volgens de verzekeringsarts is eiser hiertoe in staat.
Met de term ‘kwantitatief’ is beoogd het verschil aan te geven met ‘kwalitatief’. Kwantitatief in dit opzicht ziet op ruimte/extra tijd, algemene begeleiding/uitleg en de mogelijkheid tot bevestiging door collega’s of leidinggevende in algemene zin. Hiervoor hoeft geen extra kennis of specialisatie bij de betreffende werkgever aanwezig te zijn. Met andere woorden: iedere aanwezige collega of leidinggevende kan dit gevraagde leveren. Bij kwalitatieve eisen zijn er meer specifieke eisen, zoals nadere training of inschakelen van een deskundige derde. Dit is bij eiser niet aan de orde. Aangezien de geduide functies eenvoudige werkzaamheden zijn die qua uitvoering amper veranderen, komt het niet vaak voor dat er extra tijd moet worden geboden bij het aanbieden van nieuwe informatie of ruimte moet worden gegeven voor begeleiding en uitleg bij nieuwe taken. De enkele keer dat hiervan wel sprake is, kan dit van een (reguliere) werkgever worden verlangd. Er gaat hiermee immers niet veel productiviteit verloren. Het geven van bevestiging door collega’s of leidinggevende kost ook niet veel productietijd en aangezien vrijwel steeds hetzelfde wordt gedaan, zal het voor eiser in de praktijk ook niet nodig zijn om dit veelvuldig te vragen. Eisers stelling dat dit voorwaarden zijn die gelden bij WSW-arbeid en niet van een reguliere werkgever kunnen worden verlangd, volgt [arbeidsdeskundige b&b2] niet.
5.2.
Eiser heeft gesteld dat hij de geselecteerde functies niet geschikt zijn voor hem.
Met betrekking tot de functie medewerker intern transport (Sbc-code 111220) is eiser niet overtuigd dat naast de codes niet ook teksten gelezen moeten worden.
In de functie textielproductenmaker (Sbc-code 111160) worden naast mondelinge ook schriftelijke instructies gegeven. De verzekeringsarts heeft aangegeven dat de werkinstructie visueel dient te worden aangeboden. Dat kan niet door schriftelijke instructies. Eiser kan schriftelijke instructies niet verwerken. Louter mondelinge instructies, zeker als deze uitgebreider zijn, zijn ontoereikend gelet op hetgeen de verzekeringsartsen hebben aangegeven en in de FML vermeld is.
In de functie machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) is sprake van algemene richtlijnen en schriftelijke instructies op kaarten waar de maten en aandachtspunten op zijn vermeld. Eiser kan echter geen schriftelijke instructies verwerken.
De arbeidsdeskundige b&b heeft met betrekking tot de geselecteerde functies aangegeven dat uit de functieomschrijvingen niet blijkt dat in de functies ruimte is voor extra verwerkingstijd bij het aanbieden van nieuwe informatie en voor meer begeleiding en uitleg bij nieuwe taken en dat voldoende bevestiging van collega’s en leidinggevende mogelijk is. Hiermee is volgens de arbeidsdeskundige b&b in de functieselectie toch voldoende rekening gehouden omdat dit kwantitatieve aspecten zijn die van een werkgever in redelijkheid verwacht kunnen worden. Het gebruik van de term ‘kwantitatief’ is volgens eiser onbegrijpelijk. Bovendien heeft de arbeidsdeskundige b&b op geen enkele wijze onderbouwd dat dat in redelijkheid van een werkgever kan worden verwacht. Dit is in het normale bedrijfsleven niet algemeen gebruikelijk en er kan niet van uit worden gegaan dat de geselecteerde functies aan die voorwaarden voldoen. Dit zijn eerder voorwaarden die gelden bij arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, aldus eiser.
5.3.
De rechtbank ziet geen reden om de geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend te achten voor eiser. Naar haar oordeel hebben de arbeidsdeskundigen b&b inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De rechtbank acht de reactie van arbeidsdeskundige b&b [arbeidsdeskundige b&b2] op de beroepsgronden van eiser afdoende. Hij heeft voldoende gemotiveerd dat het in de geduide functies niet gaat om het lezen van complexe stukken tekst en dat het lezen dat wel voorkomt in die functies eisers belastbaarheid niet overschrijdt. Daarnaast heeft hij afdoende gemotiveerd dat begeleiding/uitleg in de geduide functies in redelijkheid van de werkgever verlangd kan worden, gelet op de eenvoudige werkzaamheden die qua uitvoering amper veranderen en dus qua begeleiding/uitleg niet vaak extra tijd vergen, en dat het geven van bevestiging, vanwege gelijke werkzaamheden, niet vaak voor zal komen en ook niet veel productietijd kost.
De hiervoor genoemde functies mochten naar het oordeel van de rechtbank worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 19 augustus 2020.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond.
Omdat er sprake was van een gebrek en artikel 6:22 van de Awb is toegepast, moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt hij een vergoeding voor zijn proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 49,- bedrag aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 5 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.