In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiser had zich op 22 augustus 2018 ziek gemeld met psychische klachten tijdens een periode van werkloosheid. Het UWV had op 5 augustus 2020 besloten om de aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een later bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 11 mei 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd om eiser een WIA-uitkering toe te kennen. De medische beoordeling was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die eiser telefonisch hadden gesproken en dossieronderzoek hadden verricht. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de vastgestelde beperkingen van eiser in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat zijn. Eiser had aangevoerd dat de medische beoordeling niet volledig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen de klachten van eiser goed in hun beoordeling hebben meegenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de functies die aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag lagen, passend waren voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat het UWV het griffierecht aan eiser moet vergoeden, evenals de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.