ECLI:NL:RBZWB:2023:3846

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
AWB_ 22_4322
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens niet meewerken aan rijvaardigheidsonderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs behandeld. Eiser, woonachtig in [plaatsnaam], had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) omdat hij niet had meegewerkt aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid. Dit onderzoek was opgelegd na een incident waarbij eiser onder invloed van amfetamine een ongeluk had veroorzaakt. Eiser had op 2 juni 2022 een telefonische intake met de keuringsarts gemist, omdat hij wegens een taakstraf niet bereikbaar was. Hij betoogde dat hij ten onrechte niet was gehoord en dat de kosten van het onderzoek te hoog waren. De rechtbank oordeelde dat het CBR op goede gronden het rijbewijs ongeldig had verklaard, omdat eiser niet had aangetoond dat hij een geldige reden had om de afspraak te missen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat eiser geen objectieve gegevens had over de geleden schade. De uitspraak benadrukt de verplichting van de rijbewijs houder om mee te werken aan onderzoeken naar rijvaardigheid, zoals vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4322 WVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam] , eiser
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR.

Inleiding

1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs wegens het niet meewerken aan het onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid (hierna: het onderzoek).
1.1
Met het bestreden besluit van 17 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.
1.2
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het CBR mr. S.J.M. van der Ark.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt of het CBR het rijbewijs van eiser op goede gronden ongeldig heeft verklaard. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3 De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4
Feiten en omstandigheden
De korpschef van de politie Zeeland-West-Brabant heeft op 16 november 2021 een proces-verbaal toegezonden aan het CBR met daarin de mededeling van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van categorie(ën) AM-A-B-T van motorvoertuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven. Dit naar aanleiding van een ongeluk dat eiser heeft veroorzaakt waarbij eiser onder invloed bleek te zijn van verdovende middelen. Het gehalte amfetamine in het bloed van eiser bedroeg 51 microgram per liter bloed.
Het CBR heeft met het besluit van 31 maart 2022 de geldigheid van het rijbewijs van eiser geschorst tot eiser de uitslag heeft van het onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel de lichamelijke en geestelijke geschiktheid. Het onderzoek bestaat uit een lichamelijk onderzoek en een psychiatrisch onderzoek naar eiser zijn drugsgebruik.
Op 2 juni 2022 stond er een telefonische intake met de keuringsarts gepland. Eiser was zonder afmelding niet bereikbaar voor de telefonische intake. Eiser heeft achteraf gemaild dat hij wegens dringende redenen niet bereikbaar was.
Met het besluit van 1 juli 2022 heeft het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, omdat eiser niet heeft meegewerkt aan alle onderdelen van het onderzoek.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Het CBR heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
5
Gronden beroep
Eiser heeft betoogd dat zijn rijbewijs ten onrechte ongeldig is verklaard, omdat uit het tegenonderzoek is gebleken dat het amfetaminegehalte lager was dan bij de meting die de politie heeft uitgevoerd. Tevens zijn de kosten voor het onderzoek te hoog en heeft eiser deze ten onrechte moeten betalen. Daarnaast heeft hij de telefonische afspraak gemist, omdat hij wegens het uitvoeren van een taakstraf geen beschikking had over een telefoon en hij hierdoor niet kon opnemen. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding, omdat hij door de lange procedure een lange tijd zonder rijbewijs zit en hierdoor geruime tijd arbeidsinkomsten is misgelopen.
6
Omvang van het geschil
De omvang van het geschil beperkt zich tot het ongeldig verklaren van het rijbewijs, wegens het niet meewerken aan het onderzoek. Het besluit van 31 maart 2022, waarin de geldigheid van het rijbewijs is geschorst en het onderzoek is opgelegd, maakt geen onderdeel uit van dit geschil. Dit besluit staat ook in rechte vast. Eiser heeft aangevoerd dat uit het tegenonderzoek blijkt dat het onderzoek ten onrechte is opgelegd en dat de kosten voor het onderzoek te hoog zijn. De rechtbank komt niet toe aan beoordeling van de gronden die zijn gericht tegen de oplegging en kosten van het onderzoek.
7
Heeft het CBR op goede gronden het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard?
7.1
Eiser heeft betoogd dat hij online een afspraak heeft gemaakt voor de telefonische intake, maar bij de bevestiging van de afspraak bleek dat de datum niet klopte. Eiser heeft de telefonische intake gemist, omdat hij op dat moment een taakstraf aan het uitvoeren was. Bij het uitvoeren van de taakstraf, mocht eiser zijn telefoon niet bij de hand houden.
7.2
Het CBR heeft aangevoerd dat niet is gebleken dat eiser heeft gepoogd de telefonische afspraak te verzetten. Eiser heeft niet aangetoond dat sprake was van een overmachtssituatie, waardoor hij de telefonische afspraak heeft gemist. Dat eiser het onderzoek heeft gepland op de dag dat hij een taakstraf moest uitvoeren, komt voor zijn eigen rekening en risico.
7.3
Op grond van artikel 132, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is behoudens de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde uitzonderingen diegene verplicht zijn medewerking te verlenen aan de opgelegde maatregel, die zich ingevolge artikel 131, eerste lid, aanhef en onder b, dient te onderwerpen aan een onderzoek naar rijvaardigheid of geschiktheid.
7.4
Op grond van artikel 132, tweede lid, van de WVW besluit het CBR bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder. Het CBR bepaalt daarbij op welke categorie of categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft.
7.5
De vraag die voorligt is of eiser een geldige reden van verhindering had voor deelname aan het onderzoek. De rechtbank beantwoordt die vraag negatief. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een overmachtssituatie, waardoor hij niet bereikbaar was tijdens het onderzoek. Het CBR heeft met de brief van 2 juni 2022 een verwijzing afgegeven voor het onderzoek en tevens informatie verschaft over de wijze van het onderzoek. Het CBR heeft hierin aangeven dat wanneer eiser niet naar het onderzoek kan komen, wegens bijvoorbeeld ziekte of een begrafenis, hij contact moet opnemen met het CBR. Eiser moet er rekening mee houden dat om bewijs gevraagd kan worden. Het CBR heeft met de brief van 28 juni 2022 om bewijs gevraagd waarom eiser niet aanwezig was bij het onderzoek. Eiser heeft hierop gereageerd met de mededeling dat hij wegens het uitvoeren van een taakstraf niet bereikbaar was en heeft een brief overgelegd van [naam b.v.] B.V. waarin zij bevestigt dat eiser op het moment van de afspraak werkzaam was en het gebruik van een telefoon niet toegestaan is tijdens werkzaamheden. Eiser heeft niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat hij de afspraak op een ander moment had gepland, maar dat met de bevestiging van de afspraak bleek dat het gepland was ten tijde van het uitvoeren van zijn taakstraf. Voor zover in de bevestigingsmail een andere datum zou staan, dan welke eiser had aangeklikt, is het aan eiser om contact op te nemen met het CBR en de afspraak te verzetten. Niet is gebleken dat eiser dit heeft gedaan. Eiser heeft de afspraak gepland op een moment dat hij niet bereikbaar was. Dat komt voor zijn eigen rekening en risico. Eiser heeft, zoals hij ter zitting ook heeft onderkend, het al met al niet handig aangepakt.
8
Heeft eiser recht op schadevergoeding?
8.1
Eiser heeft verzocht om schadevergoeding voor zijn gemiste inkomsten. Hij stelt dat hij niet kon werken, omdat hij niet meer beschikte over een rijbewijs.
8.2
Het CBR heeft aangevoerd dat eiser niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd dat hij financiële schade heeft geleden naar aanleiding van het bestreden besluit. Eiser had geen baan en ontving een WAO-uitkering.
8.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser geen recht heeft op schadevergoeding. Eiser heeft niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd welke schade hij heeft geleden naar aanleiding van het bestreden besluit. Eiser heeft tevens ter zitting bevestigd dat hij ten tijde van het bestreden besluit geen baan had. Niet is gebleken dat eiser zicht op een baan had. Van gemiste (arbeids)inkomsten is dus geen sprake.

Conclusie en gevolgen

9 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CBR het rijbewijs van eiser op goede gronden ongeldig heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 2 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
Artikel 130, eerste lid, van de WVW
Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131, eerste lid, onder b, van de WVW
Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangevallen gevallen, respectievelijk tot het onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Artikel 132, eerste lid, onder b, van de WVW
Behoudens de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde uitzonderingen is diegene verplicht zijn medewerking te verlenen aan de opgelegde maatregel, die zich ingevolge artikel 131, eerste lid, aanhef en onderdeel b, dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
Artikel 132, tweede lid, van de WVW
Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking besluit het CBR onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder. Het CBR bepaalt daarbij op welke categorie of categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld in welke gevallen sprake is van het niet verlenen van medewerking. Als het niet verlenen van de vereiste medewerking wordt mede aangemerkt het niet voldoen van de kosten binnen de termijn of termijnen die is of zijn aangegeven bij het besluit waarbij de verplichting tot een van de hierna genoemde maatregelen is opgelegd, of het niet voldoen van de kosten op de in dat besluit aangegeven wijze, van de bij ministeriële regeling aangewezen educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of het onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid, indien deze kosten op grond van artikel 133, vierde lid, voor rekening van betrokkene komen.
Regeling eisen geschiktheid 2000
Artikel 8.8 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring – op basis van een specialistisch rapport geschikt – kunnen worden geacht.