Op 1 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, en de gemeente Oisterwijk. De zaak betreft de vestiging van een voorkeursrecht op een woningbouwlocatie die in eigendom is van de eisers. De eisers hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de gemeente van 20 januari 2021, die betrekking hebben op de voorlopige en definitieve vestiging van het voorkeursrecht op hun percelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders op 19 mei 2020 een voorlopig voorkeursrecht heeft ingesteld, gevolgd door een definitief besluit van de gemeenteraad op 2 juli 2020. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar hun bezwaren zijn ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 20 april 2023 heeft de rechtbank geconstateerd dat de gemeenteraad het voorlopige aanwijzingsbesluit van het college heeft doen vervallen door het in werking treden van het raadsbesluit. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard hadden moeten worden. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het besluit van het college gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van de gemeenteraad gegrond verklaard, het besluit herroepen en de bezwaren van eisers gegrond verklaard.
De rechtbank heeft beide beroepen gegrond verklaard en verweerders opgedragen het griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 2.271,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.