ECLI:NL:RBZWB:2023:3836
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen en beoordeling van rechtspositie ambtenaar
In deze zaak heeft eiseres, werkzaam bij de Staatssecretaris van Financiën, op 11 januari 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Het bestreden besluit, dat op 7 januari 2021 is genomen, betreft de handhaving van haar rechtspositie na een onderzoek naar mismatches binnen de afdeling middeladministratie loonheffingen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 1 november 2019, waarin haar inschaling werd bevestigd. De rechtbank heeft op 23 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van verweerder, mr. M.J. Populiers.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder de stelling dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiseres betoogde dat haar werkzaamheden niet in overeenstemming zijn met haar rechtspositie. Verweerder heeft echter gesteld dat de rechtspositie van eiseres overeenkomt met het aan haar opgedragen takenpakket, en dat de inschaling in lijn is met de vastgestelde richtlijnen.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een hogere inschaling, omdat zij in de referteperiode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 niet voldoende werkzaamheden op C-niveau heeft verricht. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de werkzaamheden van een collega van eiseres zwaarder waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, en het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bestreden besluit tijdig was bekendgemaakt.