ECLI:NL:RBZWB:2023:3827
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats 2], vastgesteld op € 412.000 per 1 januari 2020. Deze waardevaststelling leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. Belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen deze waarde, welke door de heffingsambtenaar gegrond werd verklaard, maar de waarde bleef onderwerp van geschil.
De rechtbank heeft op 15 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat de uitnodiging voor de zitting op correcte wijze is verzonden. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak te hoog heeft vastgesteld, aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Hij verwijst naar de verkoopprijs van de onroerende zaak en een matrix met huurreferentieobjecten ter onderbouwing van de waarde.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van € 400.000 niet te hoog is vastgesteld, mede gezien de verkoopprijs van de onroerende zaak en de huurwaardekapitalisatie. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.