ECLI:NL:RBZWB:2023:3807

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5301
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit studiefinanciering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 3 oktober 2022, waarbij haar bezwaar tegen een eerder besluit van DUO niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres, die in 2016 studiefinanciering ontving, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 3 maart 2020 waarin werd vastgesteld dat zij te veel had bijverdiend. Eiseres stelde dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder de coronapandemie en een langdurige burn-out, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2023 behandeld, waarbij eiseres, haar echtgenoot en de gemachtigde van DUO aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat DUO het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiseres niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank erkent de moeilijke omstandigheden van eiseres, maar concludeert dat deze niet voldoende zijn om het verzuim om tijdig bezwaar te maken niet aan haar toe te rekenen. De rechtbank wijst erop dat eiseres haar echtgenoot had ingeschakeld om haar DUO-account te beheren en dat het besluit van 3 maart 2020 tijdig was geopend. Hierdoor is de rechtbank van mening dat eiseres redelijkerwijs in staat had moeten zijn om tijdig bezwaar te maken of een derde in te schakelen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of eiseres in 2016 te veel heeft bijverdiend. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, en openbaar gemaakt op 31 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5301 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder,
(gemachtigden mr. G.J.M. Naber en [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 3 oktober 2022 over het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaar.
DUO heeft gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar echtgenoot en de gemachtigde van DUO.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
2.1
Eiseres volgde een hbo-opleiding en ontving in 2016 studiefinanciering. Met het besluit van 3 maart 2020 heeft DUO vastgesteld dat eiseres in 2016 een bedrag van € 2.653,87 te veel heeft bijverdiend. Hierdoor is een schuld ontstaan.
2.2
Op 28 juni 2022 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het bezwaarschrift heeft eiseres aangegeven dat zij als gevolg van de corona-epidemie en een langdurige burn-out pas laat op het besluit van 3 maart 2020 heeft kunnen reageren.
2.3
Met het bestreden besluit van 3 oktober 2022 heeft DUO het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet binnen de wettelijke bezwaartermijn van zes weken bezwaar heeft gemaakt. Volgens DUO had eiseres tijdig kennis kunnen nemen van het feit dat zij binnen zes weken na dagtekening van de beslissing een bezwaarschrift moest indienen. In de periode vanaf de beslissing tot de datum van het bestreden besluit heeft eiseres bovendien verschillende aanvragen en stopzettingen doorgegeven, waardoor het DUO niet is gebleken dat eiseres niet in staat was tijdig een bezwaarschift in te dienen of hiervoor een derde in te schakelen.
Het geschil
3. De rechtbank beoordeelt de vraag of DUO het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 3 maart 2020 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Beroepsgronden
4. Eiseres geeft aan dat zij bij DUO heeft gevraagd begrip te hebben voor haar persoonlijke omstandigheden, te weten de corona-periode in combinatie met een langdurige burn-out, waardoor zij niet in staat was tijdig te reageren. De stelling van DUO dat in de periode 2020 tot het bestreden besluit activiteiten op het account van eiseres bij DUO hebben plaatsgevonden is niet correct. In 2020 liep de terugbetaling aan DUO van de in de jaren 2012-2016 opgebouwde studieschuld. De echtgenoot van eiseres heeft er destijds voor gezorgd dat de afhandeling van de terugbetaling correct plaatsvond.
Wettelijk kader
5. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
6.1
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit bedraagt zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. [1] Indien na afloop van deze termijn een bezwaarschrift wordt ingediend, wordt het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat niet aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil wordt toegekomen. Indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld eiseres in verzuim is geweest, zal het bezwaar wel ontvankelijk worden verklaard. [2]
6.2
Vaststaat dat eiseres niet binnen zes weken na het besluit van 3 maart 2020 een bezwaarschrift heeft ingediend tegen dit besluit. De vraag is of het eiseres kan worden toegerekend dat zij niet tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend. Alleen onder zeer bijzondere omstandigheden kan overschrijding van de genoemde termijn zonder gevolgen blijven, maar dan moet aannemelijk worden gemaakt dat eiseres gedurende de gehele termijn ook daadwerkelijk niet in staat was een bezwaarschrift in te (laten) dienen.
6.3
De rechtbank heeft begrip voor de moeilijke periode waarin eiseres heeft verkeerd vanwege haar gezondheid. Dit kan echter niet leiden tot de conclusie dat het verzuim om tijdig een bezwaarschrift in te dienen haar niet kan worden toegerekend. Deze omstandigheid, hoe vervelend ook, brengt niet met zich dat aannemelijk is dat gedurende de gehele bezwaartermijn van zes weken redelijkerwijs niet van eiseres kon worden verlangd dat zij zelf tijdig bezwaar maakte, dan wel een derde inschakelde om dat voor haar te doen, bijvoorbeeld door het (laten) indienen van een pro forma bezwaarschrift. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres heeft aangegeven dat haar echtgenoot op haar verzoek en met haar goedkeuring gebruik maakte van haar DUO-account om verschillende dingen te regelen en dat het bericht met het besluit van 3 maart 2020 volgens de gegevens uit het systeem van Mijn DUO op 4 maart 2020 is geopend.
6.4.
Dit betekent dat DUO het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of eiseres in 2016 te veel heeft bijverdiend komt de rechtbank niet toe.
6.5
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 31 mei 2023 gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht

Op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.