ECLI:NL:RBZWB:2023:3804

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 20_9801
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen en medische beoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser, die sinds 1 april 2017 als horecamedewerker werkte, viel op 1 juli 2018 uit vanwege gezondheidsklachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 10 april 2020, weigerde het UWV deze op 27 mei 2020, en verklaarde het bezwaar ongegrond op 24 november 2020. Eiser heeft beroep ingesteld en aanvullende medische informatie overgelegd. Tijdens de zitting op 18 november 2021 werd afgesproken dat eiser zich zou melden bij het UWV voor een deskundigenonderzoek, maar hij heeft niet meegewerkt. De rechtbank heeft het deskundigenonderzoek beëindigd en het onderzoek gesloten. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn beperkingen zijn onderschat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9801 WIA

uitspraak van 30 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Eiser was sinds 1 april 2017 werkzaam als horecamedewerker bij [naam bedrijf 1] voor 40 uur per week. Voor dat werk is hij op 1 juli 2018 uitgevallen vanwege belemmerende gezondheidsklachten.
Op 10 april 2020 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met een besluit van 27 mei 2020 (primair besluit) geweigerd om aan eiser vanaf 28 juni 2020 een WIA-uitkering toe te kennen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met een besluit van 24 november 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV eisers bezwaar ongegrond verklaard. Het UWV is bij het primaire besluit is gebleven.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft aanvullende medische informatie overgelegd. Het UWV heeft hierop gereageerd met verweerschriften en een aanvullende rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b).
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2021 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn echtgenote [naam echtgenoot] en namens het UWV
mr. B.H.C. de Bruijn.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Ter zitting is afgesproken dat eiser zich toegenomen arbeidsongeschikt zou melden bij het UWV. Om te zorgen dat hij niet overbelast raakt door te veel onderzoeken tegelijk, is met eiser afgesproken dat na een periode van drie maanden contact met hem opgenomen zou worden met de vraag of hij zichzelf in staat acht om (daarnaast) een onderzoek door een onafhankelijk psychiater te ondergaan. Na deze bedenktijd heeft eiser telefonisch aan de griffier doorgegeven dat hij akkoord ging met het benoemen van een psychiater als deskundige om nader onderzoek te verrichten. Hierop heeft de rechtbank [naam psychiater] , psychiater bij [naam bedrijf 2] , als deskundige benoemd.
Op 13 januari 2023 heeft [naam bedrijf 2] de rechtbank laten weten dat eiser tweemaal niet is verschenen op de geplande afspraak en dat (telefonisch) contact met hem niet mogelijk bleek te zijn.
De rechtbank heeft telefonisch contact opgenomen met eiser, waarbij zijn echtgenote boos werd en het gesprek vroegtijdig is beëindigd. Eiser heeft geen reden gegeven waarom hij niet meewerkt aan het deskundigenonderzoek.
Later is gebleken dat het adres van eiser is gewijzigd. Eiser had de adreswijziging niet doorgegeven aan de rechtbank. Een aantal brieven en de uitnodigingen voor het deskundigenonderzoek zijn daardoor naar zijn oude adres gestuurd, zijnde het cafetaria van zijn schoonvader (huisnummer 121). Eiser woont boven dit cafetaria (huisnummer 119). De post van de rechtbank is echter steeds bij eiser terechtgekomen. De uitnodiging voor de zitting is bijvoorbeeld ook naar zijn oude adres gestuurd en die uitnodiging heeft eiser
- blijkbaar via zijn schoonouders - ontvangen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de post van [naam bedrijf 2] en van de rechtbank bij eiser is aangekomen.
De rechtbank heeft partijen op 3 maart 2023 laten weten dat de opdracht tot het verrichten van een deskundigenonderzoek wordt beëindigd. Vervolgens heeft de rechtbank met een brief van 6 maart 2023 het onderzoek gesloten en partijen meegedeeld dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen van de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering aan eiser heeft geweigerd per 28 juni 2020 (datum in geding), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn eisers beperkingen juist vastgesteld?
3.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts, getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts, en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
3.2
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiser gesproken op het telefonische spreekuur van 18 mei 2020 en heeft het dossier bestudeerd. De diagnoses van eiser zijn een autistische stoornis (ASS) en stemmings- en angstklachten bij traumatische ervaringen in de jeugd. Eiser ervaart door de geconstateerde aandoening blijvende belemmeringen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Hij kan niet goed omgaan met onvoorspelbare situaties, heeft een verhoogde behoefte aan structuur, raakt snel overprikkeld door externe prikkels en de aanwezigheid van anderen en is beperkt in de sociale vaardigheid (oppikken van signalen, interpreteren, wederkerigheid). Deze chronische problematiek werd uitvergroot en liepen op door bijkomende klachten naar aanleiding van privéproblematiek. Gerichte behandeling voor eisers klachten is vanwege lange wachttijden en wisseling van behandelaren pas eind 2019/begin 2020 van start gegaan. Eiser heeft inmiddels wel meer inzicht gekregen in de aard van zijn problematiek. In de thuissituatie redt eiser zich redelijk. De ervaren belemmeringen passen bij het medisch beeld. Op basis van beschikbare gegevens en aanvullende gegevens bij eigen onderzoek wordt eiser aangewezen op werkzaamheden onder specifieke voorwaarden met betrekking tot het persoonlijk en sociaal functioneren. De medische situatie is nog niet gestabiliseerd. De verwachting is dat eisers functioneren nog toeneemt naarmate de behandeling verder op gang komt, met name in de stress-, emotie- en conflicthantering. Een aantal beperkingen zal in enige mate van blijvende aard zijn (verhoogde structuurbehoefte, voorspelbaarheid). De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 mei 2020.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiser gezien op de hoorzitting van 26 oktober 2020, heeft het dossier bestudeerd en heeft op 26 oktober 2020 het volgende gerapporteerd. Er zijn geen verzekeringsgeneeskundige gronden om tot een ander oordeel te komen dan de primair beoordelend arts. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn claim van arbeidsongeschiktheid doordat hij nog niet beter is. De gestelde diagnoses sluiten aan met wat bekend is over klant vanuit het dossier. Er is in bezwaar geen verdere medische informatie aangeleverd, dus zijn er geen redenen om te veronderstellen dat de gestelde diagnoses incorrect zouden zijn. Er is geen sprake van geen duurzaam benutbare mogelijkheden, omdat eiser niet voldoet aan de criteria die daarvoor gelden. De primair opgestelde beperkingen sluiten aan bij de aard en ernst van de aanwezige medische problematiek. Het betreft flinke beperkingen die passen bij de onderzoeksbevindingen. Bij dit type pathologie is het enerzijds van belang een verslechtering van de medische situatie door structurele overbelasting te voorkomen en anderzijds is het van belang om bij deze problematiek in beweging te blijven en onderbelasting te voorkomen. Het gegeven dat eiser tot weinig komt en grote delen van de dag doorbrengt zonder bezigheid is reden voor zorg, daar dit juist aan bovenbeschreven deconditionering kan bijdragen en contra-effectief is in het herstelproces. Er zijn in bezwaar geen redenen gebleken om af te wijken van de belastbaarheid en beperkingen zoals opgesteld door de primaire arts.
3.3
Eiser heeft tegen deze medische beoordeling – samengevat – aangevoerd dat hij geen benutbare mogelijkheden heeft, omdat hij nog ziek is en behandeling volgt. Dit heeft de bedrijfsarts bevestigd. Ook zijn de aangenomen beperkingen niet zwaar genoeg, gezien de ernst van zijn psychische klachten. Op 24 oktober 2021 heeft eiser een suïcidepoging gedaan. Eiser stelt dat hij niet 40 uur per week kan werken, al helemaal niet in ander werk dan wat hij deed, en dat dit de kans op een terugval zou vergroten. Verder bestrijdt eiser de zorgvuldigheid van de medische beoordeling door het UWV, omdat hij in een telefoongesprek de uitslag kreeg en de rapportage niet aan hem is toegezonden. Eiser heeft ter onderbouwing medische informatie van zijn psychologische behandelingen, bedrijfsarts, re-integratie 2e spoor en suïcidepoging overgelegd.
3.4
In beroep heeft de verzekeringsarts b&b op 8 april 2021 aanvullend gerapporteerd in een reactie op eisers beroepsgronden en de op dat moment overgelegde aanvullende stukken. Eiser kan niet gevolgd worden in zijn claim dat hij meer beperkingen heeft dan is aangegeven bij de primaire beoordeling. Bij het toekennen van beperkingen is rekening gehouden met de ernst van de problematiek. Eiser stelt dat er geen benutbare mogelijkheden zijn. Uit de medische stukken komen geen aanwijzingen naar voren dat er op medisch vlak geen benutbare mogelijkheden zouden zijn. Voor het duiden van meer of andere beperkingen is, ook met de nu aangeleverde medische informatie, geen basis.
3.5
De rechtbank heeft tijdens de zitting, in verband met eisers toegenomen psychische klachten, die uitmondden in de suïcidepoging vlak voor de zittingsdatum, eiser het voordeel van de twijfel willen geven door een psychiater als deskundige te laten beoordelen of het UWV eisers (psychische) beperkingen heeft onderschat. Hoewel de rechtbank eiser bedenktijd had gegeven in verband met de emotionele belasting van een dergelijk onderzoek en eiser vervolgens akkoord gaf voor het deskundigenonderzoek, heeft hij niet meegewerkt aan het onderzoek en is niet gebleken van eventuele redenen die eiser hiervoor had. Daarom heeft de rechtbank het deskundigenonderzoek beëindigd en het onderzoek van de zaak gesloten. Nu eiser niet heeft meegewerkt aan het deskundigenonderzoek, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat het medisch onderzoek van het UWV tot onjuiste conclusies heeft geleid.
3.6
De rechtbank overweegt dat uit de rapportages van de arts en verzekeringsarts b&b blijkt dat zij een volledig beeld hadden van de door eiser gestelde klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Wat eiser in beroep naar voren heeft gebracht, geeft de rechtbank verder geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de arts en verzekeringsarts b&b hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat uitgebreid onderzoek is gedaan naar eisers klachten en beperkingen. Eiser heeft in alle fasen van de procedure uitgebreid zijn verhaal mogen doen. Ook heeft eiser telkens de mogelijkheid gekregen om zijn verhaal te onderbouwen met medische bewijsstukken, waar zelfs in de beroepsfase nog een verzekeringsarts b&b gemotiveerd op heeft gereageerd. Verder acht de rechtbank van belang dat eiser op datum in geding pas net aan zijn psychologische behandeling was begonnen en dat er op dat moment werd verwacht dat het daardoor beter met hem zou gaan. Ook werkte eiser destijds in de cafetaria van zijn schoonvader. Hoewel eiser over dit werk aangeeft dat die paar uurtjes werken genoeg zijn en dat hij geen 40 uur per week kan werken, hebben de arts en verzekeringsarts b&b gemotiveerd geconcludeerd dat eiser bij fysiek licht, routinematig werk, rekening houdend met zijn beperkingen, wel 40 uur per week belastbaar is voor werk.
Uit het dossier volgt dat het in de tweede helft van 2021 niet goed ging met eiser. Dit betekent echter niet dat het UWV zijn beperkingen op de datum die in deze procedure relevant is, te weten 28 juni 2020, verkeerd heeft ingeschat,
3.7
Uit wat hierboven is overwogen, volgt dat niet is gebleken dat in de FML van
18 mei 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de geduide functies geschikt voor eiser?
4.1
Arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige b&b] heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), assemblage medewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (Sbc-code 111010).
4.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 26 mei 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van
20 november 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
5. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 28 juni 2020.
Wat zijn de conclusie en gevolgen?
6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand kan blijven. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.
7. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het UWV eiser ter zitting heeft meegegeven dat eiser zich bij toegenomen klachten opnieuw ziek kan melden bij het UWV. Indien eiser dat wenst, kan hij hierover contact opnemen met het UWV.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 30 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.