ECLI:NL:RBZWB:2023:3802

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
9991715 \ CV EXPL 22-2215
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Sierkstra
  • Hartman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde na huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eisers in conventie01] en [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella. De eisende partijen, [eisers in conventie01], hebben een huurovereenkomst voor een manege met woning en stallen, die op 1 oktober 2008 is ingegaan, en hebben een huurachterstand van € 504.000,00 geclaimd. De huurachterstand is ontstaan door het niet betalen van huur door [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand niet is verjaard, omdat de verweerders de huurschuld door de jaren heen hebben erkend. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de verweerders veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens zijn de verweerders veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurtermijnen en proceskosten. De vordering van de verweerders in reconventie is afgewezen, omdat zij hun vordering onvoldoende hebben onderbouwd. De kantonrechter heeft de wettelijke handelsrente toegewezen over de achterstallige huurtermijnen en de buitengerechtelijke incassokosten gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 9991715 \ CV EXPL 22-2215
Vonnis van 31 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser in conventie sub01] , en2. [eiser in conventie sub02] ,

wonende te [woonplaats01] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: ‘ [eisers in conventie01] ’,
gemachtigde: mr. W.F. Schovers, advocaat te Prinsenbeek,
tegen

1.[verweerder in conventie sub01] ,

zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
2.
Stichting Bella,
statutair gevestigd te Katwijk en kantoorhoudende te Prinsenbeek,
verwerende partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna te noemen: ‘ [verweerder in conventie sub01] ’ en ‘Stichting Bella’,
gemachtigde: mr. J.M.C. Wessels, advocaat te Zwijndrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 september 2022, met de daarin genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met één productie;
  • de mondelinge behandeling van 24 november 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de conclusie van repliek in conventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens eisvermindering.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers in conventie01] is eigenaar van een manege met woning en stallen aan de [adres01] in [woonplaats01] .
2.2.
[verweerder in conventie sub01] is een paardenhandelaar. [verweerder in conventie sub01] is enig bestuurder van Stichting Bella. Stichting Bella houdt zich bezig met het trainen en opleiden van ruiters en paarden en het bemiddelen bij aan- en verkoop van paarden.
2.3.
Met ingang van 1 oktober 2008 heeft [eisers in conventie01] aan [verweerder in conventie sub01] de manege met woning en stallen verhuurd voor een huurprijs van € 3.500,00 per maand.
2.4.
[verweerder in conventie sub01] heeft vanaf eind 2008 handel verricht met paarden die eigendom zijn van [eisers in conventie01] .
2.5.
Per e-mail van 13 september 2021 heeft [eisers in conventie01] [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella aangemaand tot betaling van een bedrag van € 42.736,00. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hebben betaling geweigerd.
2.6.
Op 24 september 2021 heeft [verweerder in conventie sub01] aan [eisers in conventie01] gemaild: “
Ik kwam gisteravond (23 september) bij het [adres01] (…) [woonplaats01] en tot mijn verbazing constateerde ik dat de toegang tot mijn poort was afgesloten met een ketting en een hangslot. Ik heb u gebeld omdat ik naar binnen wilde en om te vragen wat de reden was waarom er een ketting met hangslot om mijn poort zat. U vertelde mij dat ik mijn terrein niet meer op mag vanwege een geschil dat wij hebben”. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hebben in die e-mail toegang tot het gehuurde gevraagd en afgifte van al hun eigendommen.
2.7.
[eisers in conventie01] heeft [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella bij brief van 8 december 2021 aangeschreven. Daarin heeft [eisers in conventie01] aanspraak gemaakt op betaling van achterstallige huurtermijnen van in totaal € 504.000,00 en de ontbinding van de huurovereenkomst aangezegd.
2.8.
Op 1 juli 2022 heeft [eisers in conventie01] [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant gedagvaard voor de achterstallige huurtermijnen en de ontbinding van de huurovereenkomst.
2.9.
Op 1 juli 2022 heeft [eisers in conventie01] [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella bij de rechtbank
Den Haag gedagvaard voor achterstallige betalingen uit zakelijke (paarden)transacties.

3.Wat vinden partijen ?

De vordering van [eisers in conventie01]
3.1.
[eisers in conventie01] vordert, samengevat:
I. dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella aan [eisers in conventie01] moeten betalen:
a. een bedrag van € 504.000,00 aan achterstallige huurtermijnen vanaf 2011 tot en met december 2021;
b. een bedrag van € 3.500,00 per maand aan huur vanaf 1 januari 2022 tot (1) de dag van ontruiming en (2) de dag van ontbinding van de huurovereenkomst;
c. de buitengerechtelijke kosten;
d. alles te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
II. dat de huurovereenkomst voor de [adres01] in [woonplaats01] wordt ontbonden;
III. dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis moeten ontruimen en daarbij de sleutels moeten afgeven. Als de sleutels ontbreken moeten [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella € 300,00 betalen voor het vervangen van de sloten en de sleutels;
IV. dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en te vermeerderen met nakosten.
3.2.
[eisers in conventie01] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella een huurachterstand hebben laten ontstaan. De huurachterstand ziet op de periode 2011 tot en met 2021 en bedraagt inmiddels € 504.000,00. [eisers in conventie01] vordert daarom van [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella betaling van die huurachterstand. Ook vordert [eisers in conventie01] ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella voeren verweer. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella betwisten dat sprake is van een huurachterstand. Bovendien is een groot deel van de vordering verjaard. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella vinden dat de vorderingen van [eisers in conventie01] moeten worden afgewezen en dat [eisers in conventie01] in de proceskosten moet worden veroordeeld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna (in onderdeel 4), voor zover nodig, verder ingegaan.
De vordering van [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella
3.5.
[eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella vorderen, samengevat:
I. dat [verweerder in reconventie01] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis aan [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella al hun eigendommen moet afgeven die zich nog in het gehuurde bevinden. Daaronder vallen in ieder geval de volledige administratie van [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella en de volledige inboedel. Als [verweerder in reconventie01] niet aan die veroordeling voldoet, moet [verweerder in reconventie01] een dwangsom betalen van € 500,00 per dag;
II. dat [verweerder in reconventie01] aan [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella moet betalen een bedrag van € 105.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling.
3.6.
[verweerder in reconventie01] voert verweer. [verweerder in reconventie01] vindt dat de vordering van [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella moet worden afgewezen en dat [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella in de proceskosten moeten worden veroordeeld.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna (in onderdeel 4), voor zover nodig, eveneens verder ingegaan.

4.4. Wat vindt de kantonrechter ?

De vordering van [eisers in conventie01]

4.1.
De vraag die centraal staat is de vraag of [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella tegenover [eisers in conventie01] een huurachterstand hebben laten ontstaan.
Verjaring
4.2.
[verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella stellen dat een groot gedeelte van de vordering is verjaard. [eisers in conventie01] is dus te laat met het instellen van een groot gedeelte van de vordering. [eisers in conventie01] betwist dat. Volgens [eisers in conventie01] is de verjaringstermijn verlengd (juridisch: ‘gestuit’), omdat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella de huurschuld door de jaren heen telkens opnieuw hebben erkend. [eisers in conventie01] verwijst naar de door hem overgelegde verrekenoverzichten van productie 2, bijlage 4a t/m 4j bij de dagvaarding. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella betwisten dat zij deze huurschuld telkens hebben erkend, althans dat [eisers in conventie01] daarop een beroep kan doen. [eisers in conventie01] weet dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella de verrekenoverzichten enkel hebben ondertekend omdat daar overzichten tegenover staan van vorderingen van [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella op [eisers in conventie01] , waarmee de vorderingen [eisers in conventie01] zijn verrekend. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hebben die overzichten niet in de procedure kunnen brengen, omdat die overzichten nog bij [eisers in conventie01] liggen.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de huurvordering van [eisers in conventie01] niet is verjaard. Vaststaat dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella de verrekenoverzichten telkens hebben ondertekend. Dit betekent dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella de huurschuld als zodanig door de jaren heen telkens hebben erkend. De verjaringstermijn is daardoor telkens verlengd, waardoor de verjaring niet is ingetreden. De vraag of [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella ook een vordering op [eisers in conventie01] hebben die ze met de huurschuld mogen verrekenen, staat los van de vraag of de vordering is verjaard. Het beroep op verrekening zal hierna aan de orde komen.
Huurovereenkomst(en)
4.4.
Partijen discussiëren over de vraag welke huurovereenkomst(en) tussen hen is/zijn overeengekomen.
4.5.
[eisers in conventie01] stelt dat hij de volgende huurovereenkomst heeft gesloten:
  • per 1 oktober 2008 met [verweerder in conventie sub01] ;
  • per 1 januari 2012 met [verweerder in conventie sub01] ;
  • per 1 januari 2013 met [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella;
  • per 1 januari 2015 met [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella.
4.6.
[verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella betwisten dit overzicht van [eisers in conventie01] . Volgens
[verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella zijn partijen alleen de huurovereenkomst per 1 januari 2008 overeengekomen. [verweerder in conventie sub01] betwist de handtekening op de huurovereenkomsten per 1 januari 2012, 2013 en 2015. Deze komen niet overeen met zijn handtekening op de huurovereenkomst van 2008, zo stellen [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella.
4.7.
Tussen partijen staat vast dat [eisers in conventie01] en [verweerder in conventie sub01] de huurovereenkomst per 1 oktober 2008 zijn overeengekomen. Daarnaast gaat de kantonrechter ervan uit dat Stichting Bella in ieder geval vanaf 1 januari 2015 huurder is geworden. De handtekening op de huurovereenkomst per 1 januari 2015 komt namelijk overeen met de handtekening op de huurovereenkomst per 1 oktober 2008. Ten aanzien van de huurovereenkomst per 1 januari 2013 kan de kantonrechter die conclusie niet trekken, omdat de overgelegde kopie van de huurovereenkomst te onduidelijk is. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling partijen de opdracht gegeven om bij de conclusie van repliek en dupliek duidelijke (kleuren)kopieën van de huurovereenkomsten op te sturen. Ten aanzien van de huurovereenkomst per 1 januari 2013 is dat niet gebeurd. Daarom gaat de kantonrechter aan die huurovereenkomst voorbij en gaat hij ervan uit dat Stichting Bella vanaf 1 januari 2015 huurder is geworden. [eisers in conventie01] vordert de achterstallige huur vanaf 1 januari 2011.
Dit betekent dat [verweerder in conventie sub01] verantwoordelijk is voor betaling van de huur vanaf 1 januari 2011 tot 1 januari 2015 en dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella samen verantwoordelijk zijn voor betaling van de huur vanaf 1 januari 2015 tot en met 2021.
Verrekening
4.8.
[verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella betwisten niet dat zij de huur niet hebben betaald.
Maar zij stellen dat zij met [eisers in conventie01] verrekenafspraken hebben gemaakt. Volgens
[verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella was de afspraak dat zij de paarden van [eisers in conventie01] zouden trainen, opleiden en verkopen. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hebben veel kosten gemaakt voor het trainen en opleiden van de paarden. Die kosten zouden worden verrekend met de huur. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hoefden daarom geen huur te betalen, zo stellen [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella.
4.9.
[eisers in conventie01] betwist dat die verrekenafspraken zijn gemaakt. De kosten voor het trainen en opleiden van de paarden komen voor rekening van [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella, zo stelt [eisers in conventie01] .
4.10.
De kantonrechter oordeelt hierover het volgende. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella doen als verweer een beroep op verrekening. De wet bepaalt [1] dat de kantonrechter de vordering van [eisers in conventie01] kan toewijzen als het verrekeningsverweer van [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Die situatie doet zich in deze zaak voor.
Hoewel uit de huurovereenkomsten, de verrekenstaten en de verklaringen ter zitting kan worden afgeleid dat er tussen partijen verrekenafspraken zijn gemaakt, is de hoogte van het te verrekenen bedrag niet op eenvoudige wijze vast te stellen. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hebben de te verrekenen bedragen niet concreet gesteld en niet met stukken onderbouwd.
en Stichting Bella stellen dat zij die stukken niet in de procedure kúnnen brengen, omdat de administratie nog bij [eisers in conventie01] ligt en [eisers in conventie01] weigert deze administratie aan [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella af te geven. Als dat al juist zou zijn - [eisers in conventie01] heeft dat namelijk betwist-, doet dat niet af aan de omstandigheid dat de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Omdat het verrekenings-verweer bij deze stand van zaken niet kan slagen en [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella niet hebben betwist dat zij de gevorderde huurtermijnen niet hebben betaald, is de conclusie dat de vordering van [eisers in conventie01] moet worden toegewezen, met inachtneming van het volgende.
4.11.
De kantonrechter zal de achterstallige huurtermijnen toewijzen tot 23 september 2021. Dat is de datum waarop [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella erachter kwamen dat hen de toegang tot het gehuurde met een hangslot was ontzegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers in conventie01] aangegeven dat zijn kleinzoon inmiddels in het gehuurde woont.
[verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hebben vanaf 23 september 2021 dus geen huurgenot meer.
Zij zijn vanaf die datum daarom geen huur meer verschuldigd. De gevorderde huurtermijnen na 23 september 2021 zullen dus worden afgewezen.
Huurachterstand
4.12.
Gelet op het bovenstaande zullen [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella als volgt worden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand:
[verweerder in conventie sub01]
periode 1 januari 2011 – 31 december 2014
48 maanden x € 3.500,00 per maand
€ 168.000,00
[verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella
periode 1 januari 2015 – 23 september 2021
80 maanden en 23 dagen x € 3.500,00 per maand
€ 282.683,33
Totaal
€ 450.683,33
Ontbinding en ontruiming
4.13.
De kantonrechter is van oordeel dat de huurachterstand zo groot is dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Een huurachterstand van minimaal drie maanden rechtvaardigt een ontbinding van de huurovereenkomst. Gelet op de omvang van de huurachterstand, kan van [eisers in conventie01] niet te worden verwacht dat hij de huurovereen-komst voortzet. De kantonrechter zal de huurovereenkomst daarom ontbinden en [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella veroordelen om het gehuurde te ontruimen. De kantonrechter acht een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis daarvoor redelijk. Ook moeten
en Stichting Bella de sleutels aan [eisers in conventie01] afgeven. Als [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella de sleutels niet (tijdig) afgeven, moeten zij aan [eisers in conventie01] een bedrag van € 300,00 betalen voor het vervangen van de sloten en de sleutels.
Wettelijke (handels)rente
4.14.
[eisers in conventie01] vordert betaling van de wettelijke handelsrente vanaf de opeisbaarheid van de achterstallige huurtermijnen.
4.15.
De kantonrechter is van allereerst van oordeel dat van betaling van rente pas sprake kan zijn met ingang van de datum van dagvaarding, zijnde 1 juli 2022, nu gesteld noch gebleken is dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella vóór die tijd in verzuim zijn geraakt. [eisers in conventie01] heeft vóór de datum van dagvaarding ook nimmer aanspraak gemaakt op rente.
4.16.
Verder kan volgens artikel 6:119a van het BW wettelijke handelsrente worden toegewezen als sprake is van een handelstransactie. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bepaald [2] dat een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte een handelstransactie is, onder de voorwaarde dat de transacties worden verricht tussen ondernemingen.
Ten aanzien van de huurovereenkomst met [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella vanaf 1 juli 2022 heeft te gelden dat sprake is van een onderneming zoals hiervoor bedoeld en dat de wettelijke handelsrente dus toewijsbaar is. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella exploiteren namelijk een bedrijf, waarbij heeft te gelden dat [verweerder in conventie sub01] enig bestuurder is van Stichting Bella.
4.17. Over het in onderdeel 4.12. genoemde bedrag van € 168.000,00, dat ziet op de achterstand uit de huurovereenkomst met [verweerder in conventie sub01] in de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014, zal in plaats van de wettelijke handelsrente de wettelijke rente worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
[eisers in conventie01] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 14 van de huurovereenkomst. [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella betwisten de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Volgens [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella heeft (de advocaat van) [eisers in conventie01] geen buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. De verrichte werkzaamheden behoren in de proceskostenveroordeling te zijn verdisconteerd.
4.19.
Ten aanzien van de huurovereenkomst met [verweerder in conventie sub01] in de periode 10 oktober 2008 tot en met 31 december 2014 geldt het volgende. [eisers in conventie01] heeft (naar aanleiding van het verweer van [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella) niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrek-king hebben op verrichtingen die méér omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
De kosten waarvan [eisers in conventie01] vergoeding vordert, moeten daarom worden aangemerkt als kosten die betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden daarom in zoverre afgewezen.
4.20.
Ten aanzien van de huurovereenkomst met [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella vanaf 1 januari 2015 geldt het volgende. Ook hiervoor geldt dat [eisers in conventie01] onvoldoende heeft onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Maar omdat sprake is van een handelsovereenkomst die op of na 16 maart 2013 is gesloten, bepaalt de wet [3] dat een bedrag van € 40,00 toewijsbaar is, ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht. Dat bedrag van € 40,00 zal de kantonrechter daarom toewijzen. De gevorderde wettelijke handelsrente over dit bedrag is niet toewijsbaar. De buitengerechtelijke incassokosten hebben namelijk geen betrekking op een verplichting tot betaling uit de handelsovereenkomst tussen partijen, maar is een verplichting tot vergoeding van schade. De kantonrechter zal daarom niet de wettelijke handelsrente, maar de wettelijke rente toewijzen, vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
4.21.
[verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella zijn de partijen die grotendeels ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten van [eisers in conventie01] worden veroordeeld.
Die kosten worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
133,57
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
3.966,00
(3 punten × € 1.322,00)
Totaal
4.792,57
4.22.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten is evenmin toewijsbaar. De proceskosten hebben namelijk ook geen betrekking op een verplichting tot betaling uit de handelsovereenkomst tussen partijen, maar is een verplichting tot vergoeding van schade. De kantonrechter zal daarom niet de wettelijke handelsrente, maar de wettelijke rente over de proceskosten toewijzen, vanaf de vijftiende dag na de datum van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling.
4.23.
De gevorderde veroordeling in de nakosten van € 100,00 is toewijsbaar.
De vordering van [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella
4.24.
[eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella vorderen afgifte van alle eigendommen die zich nog in het gehuurde bevinden, waaronder de volledige administratie en de volledige inboedel.
De kantonrechter wijst die vordering af. [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella hebben hun vordering namelijk onvoldoende gespecificeerd. Onduidelijk is wat onder de
volledigeadministratie en de
volledigeinboedel valt. De vordering is zodanig ruim geformuleerd dat een toewijzing van de vordering tot executieproblemen zal leiden, dit nog los van het feit dat [verweerder in reconventie01] heeft gesteld dat [eiser in reconventie sub01] de administratie al in december 2021 heeft meegenomen.
4.25.
[eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella hebben daarnaast gevorderd [verweerder in reconventie01] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 105.000,00. [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella leggen hieraan het volgende ten grondslag. Partijen zijn overeengekomen dat [verweerder in reconventie01] in de jaren 2009 tot en met 2011 aan [eiser in reconventie sub01] een bedrag van € 7.000,00 zou betalen per paard dat
voor [verweerder in reconventie01] zou verzorgen. [verweerder in reconventie01] heeft die afspraak erkend onder randnummers 3a en 3d van de dagvaarding in de procedure in Den Haag [4] . Volgens [verweerder in reconventie01] zijn er in die periode 15 paarden naar [eiser in reconventie sub01] gegaan. Dat maakt een bedrag van in totaal (15 x € 7.000,00 =) € 105.000,00. [verweerder in reconventie01] heeft dat bedrag nooit aan
[eiser in reconventie sub01] of Stichting Bella betaald, reden waarom [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella dit bedrag alsnog van [verweerder in reconventie01] vorderen.
4.26.
[verweerder in reconventie01] betwist de vordering. Uit randnummers 3a en 3d dagvaarding Den Haag blijkt geen erkenning van de afspraak zoals [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella die stellen.
De afspraak was anders. Zoals uit voornoemde randnummers blijkt, heeft het bedrag van € 7.000,00 betrekking op door [verweerder in reconventie01] betaalde kosten voor de paarden, zoals hooi, dierenarts en hoefsmid. [verweerder in reconventie01] heeft de paarden namelijk de eerste drie jaar zelf opgefokt en opgeleid, en de kosten betaald. Pas na die drie jaar zijn de paarden naar
[eiser in reconventie sub01] gegaan en zijn de kosten voor rekening van [eiser in reconventie sub01] gekomen, zo stelt [verweerder in reconventie01] .
4.27.
Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella hun vordering onvoldoende onderbouwd. [verweerder in reconventie01] heeft de afspraken zoals [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella die stellen gemotiveerd betwist. [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella hebben dit verweer van [verweerder in reconventie01] niet weerlegd. [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella hebben geen stukken in de procedure gebracht waaruit de door hen gestelde afspraken blijken. Uit de randnummers 3a t/m 3d van de dagvaarding in Den Haag blijkt in ieder geval geen erkenning door [verweerder in reconventie01] van die afspraken. De kantonrechter kan daarom niet uitgaan van de juistheid van de stelling van [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella. Het gevorderde bedrag van € 105.000,00 wordt afgewezen.
4.2.
[eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella zijn de partijen die grotendeels ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten van [verweerder in reconventie01] worden veroordeeld.
Die kosten worden als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
1.389,00
(3 punten × € 926,00 x 0,5)
Totaal
1.389,00

5.De beslissing

De vordering van [eisers in conventie01]
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [verweerder in conventie sub01] om aan [eisers in conventie01] te betalen een bedrag van € 168.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 1 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hoofdelijk [5] om aan [eisers in conventie01] te betalen een bedrag van € 282.683,33, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, vanaf 1 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hoofdelijk om aan [eisers in conventie01] te betalen een bedrag van € 40,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hoofdelijk in de proceskosten van [eisers in conventie01] , vastgesteld op € 4.792,57, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad [6] ;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
De vordering van [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella
De kantonrechter:
5.8.
wijst de vorderingen van [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella af;
5.9.
veroordeelt [eiser in reconventie sub01] en Stichting Bella hoofdelijk in de proceskosten van [verweerder in reconventie01] , vastgesteld op € 1.389,00;
5.10.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra, in samenwerking met mr. Hartman, senior gerechtsjurist, en is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023.

Voetnoten

1.artikel 6:136 Burgerlijk Wetboek (BW)
2.ECLI:EU:C:2020:548
3.artikel 6:96 lid 4 BW
4.productie 2 bij dagvaarding in de onderhavige procedure
5.De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dit betekent dat zowel [verweerder in conventie sub01] als Stichting Bella kunnen worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
6.De kantonrechter verklaart het vonnis ‘uitvoerbaar bij voorraad’. Dit betekent dat [verweerder in conventie sub01] en Stichting Bella alvast aan het vonnis moeten voldoen wanneer zij in hoger beroep gaan.