ECLI:NL:RBZWB:2023:3786

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3179
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 3 november 2020 besloten om per 12 oktober 2020 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres volgens hen voor 0% arbeidsongeschikt was. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 22 juni 2021. De rechtbank behandelde de zaak op 2 mei 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd. De beoordeling van de arbeidsongeschiktheid is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV. Eiseres had medische beperkingen, maar de rechtbank concludeert dat deze niet zodanig zijn dat zij recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank stelt vast dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 14 juni 2022 voldoende rekening houdt met de beperkingen van eiseres. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering.

De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, maar veroordeelt het UWV tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank benadrukt dat, hoewel de FML in beroep is aangepast, dit niet leidt tot een andere uitkomst, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid niet is gewijzigd. Eiseres kan in de toekomst mogelijk een melding doen van toegenomen arbeidsongeschiktheid, gezien haar gewijzigde medische situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3179 WIA

uitspraak van 30 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 3 november 2020 (primair besluit) geweigerd per 12 oktober 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 22 juni 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en [vertegenwoordiger] namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 12 oktober 2020 voor 0% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 12 oktober 2020. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als controleur. Voor dat werk is zij op 15 oktober 2018 uitgevallen vanwege gezondheidsklachten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur. Door de verzekeringsarts b&b is eiseres gezien op de hoorzitting en aansluitend medisch onderzocht. Tevens heeft de verzekeringsarts b&b de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie bestudeerd. Volgens de verzekeringsarts b&b dienen er meer beperkingen aangenomen te worden dan door de verzekeringsarts zijn vastgelegd. Het wordt passend geacht dat eiseres een belangrijk deel van de werkdag kan zitten. Lopen en staan dienen afgewisseld te kunnen worden met zitten en voorts geldt: lopen en staan cumulatief maximaal 4 uur per dag. Er worden psychische klachten gesteld, maar er is vooralsnog niet gebleken van een onderliggende psychische stoornis rondom de datum in geding. Vanwege de prikkelbaarheid die eiseres stelt, wordt wel een aanvullende beperking voor conflicthantering aangenomen. Ten aanzien de aspecifieke klachten van de nek waarvan eiseres ook geen hinder ondervindt, is er volgens de verzekeringsarts b&b juist geen grond om aanvullende beperkingen te stellen. Ook ziet de verzekeringsarts b&b geen reden om eiseres aanvullend beperkt te achten in het aantal uren dat zij belastbaar is. Indien er in voldoende mate rekening wordt gehouden met de aangegeven beperkingen, is er geen medisch onderbouwde indicatie voor een urenbeperking. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn door de verzekeringsarts b&b neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 juni 2021.
4.2
Eiseres heeft, kort samengevat, tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij belemmeringen ervaart in haar dagelijks functioneren. Zij heeft nog altijd last van kortademigheid en is sneller moe. Naar de mening van eiseres is zij meer arbeidsongeschikt dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Ter onderbouwing van haar stelling heeft eiseres een verzekeringsgeneeskundige expertise van [naam verzekeringsarts] overgelegd.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft in reactie op het beroepschrift en de rapportages van [naam verzekeringsarts] aanvullende rapportages opgesteld. Daarbij heeft de verzekeringsarts b&b bepaald dat eiseres meer beperkt is dan in de bezwaarprocedure is aangenomen. Om die reden heeft de verzekeringsarts b&b de FML op 14 juni 2022 aangevuld met onder meer beperkingen op de aspecten lopen tijdens werk, staan tijdens werk en voor werken in nacht- en ploegendiensten.
4.3
De rechtbank stelt allereerst vast dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat de FML in beroep is aangepast. In geschil is of het UWV met de aangepaste FML in beroep in voldoende mate rekening heeft gehouden met de klachten van eiseres.
4.4
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de in beroep aangepaste FML. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. De verzekeringsarts b&b heeft helder uiteengezet waarom deze FML in voldoende mate rekening houdt met de (energetische) beperkingen van eiseres als gevolg van een verminderde longfunctie. Anders dan eiseres en [naam verzekeringsarts] hebben beoogd, ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om vanwege de gestelde VO2-max van 16.9 een urenbeperking op te nemen in de FML. De rechtbank kan de door de verzekeringsarts b&b hierover gegeven uitleg volgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts b&b heeft toegelicht dat dat er, afgaande op de bereikte hartslag, bij het meten van de VO2-max door eiseres geen maximale inspanning is verricht, waardoor getwijfeld kan worden aan de gemeten waarde. Voor zover zou worden gesteld dat er door eiseres geen maximale inspanning kón worden geleverd, ontbreekt een (medische) verklaring daarvoor. Daar komt bij dat volgens de verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] een aantal verkeerde uitgangspunten heeft gehanteerd, waaronder ten aanzien van het gewicht van eiseres. Van de stelling van [naam verzekeringsarts] dat sprake is van ondergewicht motiveert de verzekeringsarts b&b op basis van objectieve criteria dat dat niet juist is. Wanneer ondanks het voorgaande wel uitgegaan wordt van de gemeten VO2-max van 16.9 geldt dat deze waarde op basis van het door het UWV gehanteerde COPD-protocol overeenkomt met een matige energetische belastbaarheid. Bij een dergelijke belastbaarheid is een 8-urige werkdag passend, zo heeft de verzekeringsarts b&b uitgelegd. De rechtbank is niet gebleken dat, zoals [naam verzekeringsarts] stelt, voornoemd protocol verouderd is en derhalve niet maatgevend kan zijn voor de vaststelling van beperkingen in fysieke belastbaarheid. De rechtbank komt tot de conclusie dat door de verzekeringsarts b&b voldoende is gemotiveerd dat met de aangepaste FML recht wordt gedaan aan de beperkingen en mogelijkheden die eiseres heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat, zoals is gesteld, de beperkingen van eiseres in de FML van 14 juni 2022 zijn onderschat. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, zoals hiervoor is overwogen, door de verzekeringsarts b&b uitgebreid is gemotiveerd waarom hij uitgaat van een andere belastbaarheid van eiseres dan [naam verzekeringsarts] . Bovendien stelt de rechtbank vast dat de verzekeringsarts b&b naar aanleiding van de rapportage van [naam verzekeringsarts] wel een aantal aanvullende beperkingen heeft opgenomen in de FML. Tot slot acht de rechtbank met de door de verzekeringsarts b&b gegeven toelichtingen voldoende onderbouwd waarom een urenbeperking in dit geval niet aan de orde is.
Gelet op het vorenstaande slaagt de beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de door de verzekeringsarts b&b in beroep vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: elektrotechnische medewerker (Sbc-code 267071), wikkelaar (Sbc-code 267053) en montagemedewerker (Sbc-code 111180).
5.2
Eiseres heeft een rapportage van arbeidskundig adviseur [naam adviseur] ( [naam adviseur] ) overgelegd, ter onderbouwing van haar stelling dat de geduide functies ten onrechte geschikt worden geacht. Volgens eiseres blijkt uit de beschrijving van de functie van elektrotechnisch medewerker (Sbc-code 267071) niet dat er voldoende mogelijkheid aanwezig is om de houding te wisselen. Ook zijn de gebruikelijke werktijden 8 uur per dag en circa 38 uur per week, wat voor eiseres niet mogelijk is. Het frequent buigen zoals vereist in deze functie is te belastend voor eiseres. Voor de functie montagemedewerker (Sbc-code 111180) geldt dat deze te belastend is op het aspect frequent buigen en voor wat betreft de werktijden.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b in beroep. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Voor zowel het frequent buigen als het aantal te werken uren geldt dat van een beperking geen sprake is, zodat de grond van eiseres dat de functies elektrotechnisch medewerker en montagemedewerker op deze aspecten te belastend zijn niet kan slagen. Tot slot stelt de rechtbank vast dat uit de door de arbeidsdeskundige b&b gegeven toelichting blijkt dat in de functie van elektrotechnisch medewerker voldoende van houding gewisseld wordt, waardoor ook op dit aspect in die functie de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 12 oktober 2020 heeft vastgesteld op 0%
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 12 oktober 2020.
Huidige medische situatie
7 Uit de in beroep overgelegde medische informatie blijkt dat de medische toestand van eiseres sinds de beoordelingsdatum ingrijpend is gewijzigd. Zij heeft inmiddels metastases van kanker in het hoofd en wordt daarvoor behandeld. Voor de verzekeringsarts b&b was dat al aanleiding om erop te wijzen dat eiseres dan een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid kan doen. Die –misschien voor eiseres nog onduidelijke aanwijzing– houdt in dat eiseres, als zij een dergelijke melding doet, mogelijk met ingang van een latere datum wel alsnog aanspraak op een WIA-uitkering heeft.
Ter zitting bleek dat eiseres nog niet zo’n melding heeft gedaan. Door gemachtigde van het UWV is toegezegd dat, wanneer eiseres alsnog een dergelijke melding doet, zal worden bevorderd dat die zo spoedig mogelijk met gebruikmaking van de in dit dossier aanwezige informatie zal worden beoordeeld.

Conclusie en gevolgen

8.1
De rechtbank komt tot de conclusie dat, hoewel de FML in beroep is aangepast en eerder geduide functies in beroep zijn komen te vervallen, eiseres onverminderd geen recht heeft op een WIA-uitkering. Zij is op 12 oktober 2020 namelijk minder dan 35% arbeidsongeschikt. Gelet op de gewijzigde medische en arbeidsdeskundige motivering in beroep geldt dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Deze schending van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt door de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiseres door deze schending niet is benadeeld. Ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou immers een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Dit leidt ertoe dat het beroep ongegrond is. Wel ziet de rechtbank hierin aanleiding om het UWV het door eiseres betaalde griffierecht te laten vergoeden. Daarnaast zal de rechtbank het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten voor het instellen van beroep. De proceskosten van eiseres stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674,- (1 punt voor indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).
8.2
Daarnaast komen de kosten van de rapportage van de door eiseres ingeschakelde [naam verzekeringsarts] en [naam adviseur] van 18 mei 2022 in aanmerking voor vergoeding. Gelet op artikel 2, eerste lid, onder b, van het Bpb en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) komt eiseres voor dit rapport een forfaitaire vergoeding toe.
In 2022 bedroeg het uurtarief € 136,19 (artikel 6 van het Bts). Door [naam verzekeringsarts] en [naam adviseur] is 13 uur aan het rapport besteed. De vergoeding van de kosten van het rapport wordt daarom vastgesteld op € 2.142,27 (13 x € 136,19 = € 1.770,47, op grond van artikel 15 van het Bts vermeerderd met 21% omzetbelasting).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten tot een bedrag van € 3.816,27;
- draagt het UWV op het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 30 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.