Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[eiser01] ,
2.
[eiser02],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 juni 2022, met de daarin genoemde stukken;
- de akte verandering van eis aan de zijde van [eiser01] en [eiser02] ;
- de akte, waarbij [gedaagde01] bezwaar maakt tegen die verandering van eis;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 januari 2023;
- de akte na mondelinge behandeling aan de zijde van [gedaagde01] , met producties 17 tot en met 22;
- de antwoordakte na mondelinge behandeling aan de zijde van [eiser01] en [eiser02] , met producties 38 tot en met 44.
2.De feiten
4.Wat vindt de rechtbank?
De Opdrachtgever geeft opdracht en de Deelnemer neemt aan, conform de betreffende technische omschrijving en tekening(en) en voor zover aanwezig staat van wijziging, al welke tot deze overeenkomst behoren en door beide partijen zijn gewaarmerkt, op een perceel grond (...) plaatselijk bekend als [adres01] te [plaats01] , (...) de daarop geprojecteerde opstal(len) zoals die is/zijn aangegeven op de bij deze overeenkomst behorende situatietekening te bouwen naar de binnen de in de BouwGarant Nieuwbouwgarantieregeling Eengezinswoning 2023 uitgewerkte eis van goed en deugdelijk werk, met inachtneming van de voorschriften van overheid en nutsbedrijven”
.Met andere woorden: [eiser01] en [eiser02] hebben [gedaagde01] de opdracht gegeven een woning te bouwen volgens de tekeningen en instructies van hun architect en constructeur [1] . Uitgangspunt is dat [gedaagde01] zijn werkzaamheden volgens die instructies en tekeningen moet uitvoeren. De rechtbank zal daarom bij haar beoordeling uitgaan van de tekeningen en instructies zoals die er lagen op het moment van het aangaan van de aannemingsovereenkomst en de start van de bouw.
Om de balklaag te kunnen bevestigen aan de stalen ligger ter hoogte van de zoldervloer is een inkeping gemaakt in de balk. Hierdoor is de sterkte van de balk ter plaatse van de oplegging in de stalen balk fors afgenomen. De balk benut ter plaatse van de oplegging immers niet meer zijn gehele hoogte” en (pagina 30): “
Om de balklaag te kunnen monteren is een inkeping gemaakt in de balk waardoor deze is verzwakt”
.Uit de constructieberekening van [deskundige02] van 20 januari 2022 blijkt (pagina 7): “
Uit de berekening blijkt dat de houten balklaagnietvoldoet. De houten balken zijn voldoende sterk om het moment op te nemen, maar bij de oplegging voldoet de dwarskrachtcapaciteit niet”. In het rapport van TOP Expertise wordt betwist dat de balk is verzwakt. TOP Expertise heeft haar conclusies (bijna) uitsluitend gebaseerd op de berekening van [bedrijf01] in haar notitie van 5 juni 2020. De rechtbank volgt de berekening van [bedrijf01] van 5 juni 2020 (en daarmee de rapportage van TOP Expertise) en de herberekening van [bedrijf01] van 9 januari 2023 niet. De rechtbank ziet in de aannemingsovereenkomst dat constructeur [naam03] in zijn berekening van 27 februari 2019 is uitgegaan van een dwarskracht van 2,42 KN. In dat licht is het onduidelijk en onbegrijpelijk waarom [bedrijf01] in haar notitie van 5 juni 2020 is uitgegaan van een dwarskracht van 1,8 KN. Het had op de weg van [bedrijf01] gelegen om bij haar controleberekening uit te gaan van dezelfde gegevens als de gegevens uit de aannemingsovereenkomst. Het uitgangspunt van 2,4 KN wordt ondersteund door het rapport van [deskundige02] van 16 december 2022. Volgens [deskundige02] moet namelijk rekening worden gehouden met puntbelasting, zijnde de belasting die ontstaat wanneer bijvoorbeeld een persoon op het dak loopt voor onderhoud. [gedaagde01] betwist dat die puntbelasting zich in dit geval kan voordoen, maar dat verweer is niet onderbouwd. Bovendien valt in de herberekening van [bedrijf01] van 9 januari 2023 te lezen dat op het ‘ongunstigste punt’ een puntlast van 1,5 KN kan optreden. Van [gedaagde01] had op deze tegenstrijdigheid een verdere uitleg mogen worden verwacht. Nu die nadere uitleg ontbreekt, moet de overeengekomen dwarskracht van 2,42 KN tot uitgangspunt worden genomen. [eiser01] en [eiser02] hebben onbetwist gesteld dat uitgaande van de aangebrachte balk van 43x140mm en een dwarskracht van 2,4 KN een UC-waarde wordt bereikt van 1,3. Nu die UC-waarde hoger is dan de vereiste 1,0, is de conclusie dat de constructie op dit punt niet voldoet.
16396-01-notitie-01B inkeping balkklaag.pdf”, maar die bijlage ontbreekt. Hoewel [naam03] op 10 juni 2020 heeft geantwoord dat “
de berekening laat zien dat de inkeping voldoet aan de gestelde eisen qua sterkte”, heeft [gedaagde01] die berekening niet in het geding gebracht. Daardoor blijft onduidelijk wat [gedaagde01] aan [naam03] ter beoordeling heeft voorgelegd. Het door [gedaagde01] gestelde akkoord van [naam03] op de afwijkingen in de balklaag komt dan ook niet vast te staan.
Er dienen 6 schroeven met volgplaten aangebracht te worden per muurplaat. Op de foto zijn 3 bevestigingspunten zichtbaar”. Daarnaast schrijft [deskundige02] in het rapport (pagina 13): “
Aan de binnenzijde is duidelijk te zien dat veel schroeven niet of nauwelijks aan de nok(gordingen en muurplaat zijn bevestigd (…) … dat er veel te weinig schroeven zijn toegepast. Dit geldt zowel voor de basisschroeven van 6 als de afschuiving van 8. De 11 afschuivingsschroeven per element dienen namelijk ter hoogte van de muurplaat vast te zitten, (...). Er is echter geen enkele schroef toegepast”. Ook [bedrijf02] (pagina 1) rapporteert dat de dakplaten niet voldoende zijn bevestigd: “
Over het gehele dak waren de dakplaten onvoldoende bevestigd. Er zaten zeer weinig schroeven in de platen (…). Er is sprake van platen van circa 210mm en de schroeven die zijn gebruikt zijn slechts 6/230mm. De sandwichplaten waren allemaal afgegleden door te weinig schroeven, te korte schroeven en de bovenste schroeven zaten zelfs los (…)”. Afgezet tegen deze deskundigenrapporten is het verweer van [gedaagde01] dat uit de door hem overgelegde factuur en pakbon van de leverancier blijkt dat hij de door de leverancier voorgeschreven schroeven heeft gebruikt, onvoldoende. De factuur en de pakbon tonen namelijk enkel aan dat [gedaagde01] deze schroeven heeft gekocht. Maar deze tonen niet aan dat deze schroeven ook daadwerkelijk voor de dakplaten (aan het adres [adres02] in [plaats01] ) zijn gebruikt. Ook de wijze waarop de schroeven in de dakplaten zouden zijn aangebracht, wordt niet door de factuur en de pakbon aangetoond. Aan het verweer van [gedaagde01] wordt daarom voorbij gegaan.
herstelwerkzaamheden
gevolgschade
onderzoekskosten
5.De beslissing
- € 173,00 aan salaris advocaat;
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde01] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;