ECLI:NL:RBZWB:2023:376

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
02-181351-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging moord en voorwaardelijke gevangenisstraf voor poging doodslag na emotionele crisis

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 14 juni 2021 heeft geprobeerd haar vriend te doden door hem met een klauwhamer op het hoofd te slaan terwijl hij sliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die leed aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en PTSS, niet met voorbedachten rade handelde, maar in een emotionele crisis verkeerde. De officier van justitie had vrijspraak voor poging moord geëist, wat de rechtbank heeft overgenomen. De verdachte is wel schuldig bevonden aan poging doodslag, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met haar psychische toestand en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met een proeftijd van drie jaar en reclasseringstoezicht, in plaats van een onvoorwaardelijke straf, om de verdachte de kans te geven haar behandeling voort te zetten en verdere escalatie te voorkomen. De rechtbank benadrukte het belang van zorg en begeleiding voor de verdachte, die al geruime tijd vrijwillige behandeling ondergaat en geen strafblad heeft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-181351-21
vonnis van de meervoudige kamer van 30 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. M. Kalle, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 januari 2023, waarbij de officier van justitie, I.M. Peeters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 juli 2021 heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) te vermoorden dan wel te doden door hem met een klauwhamer tegen zijn hoofd te slaan.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie requireert tot vrijspraak voor de primair ten laste gelegde poging moord, omdat de voorbedachte rade niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De subsidiair tenlastegelegde poging doodslag kan wel wettig en overtuigend bewezen worden. Zij baseert zich daarbij op de bekentenis van verdachte en de bevindingen van de politie. Verdachte had vol opzet op de dood van [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor de primair tenlastegelegde poging moord om dezelfde reden als de officier van justitie. Voor de subsidiair tenlastegelegde poging doodslag kan verdachte als een bekennende verdachte worden aangemerkt. Voor de opzetvorm refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Poging doodslag
Op zitting heeft verdachte verklaard dat zij op 14 juni 2021 in de woning in Vlissingen de op bed slapende [slachtoffer] een maal met een klauwhamer tegen zijn hoofd heeft geslagen. Zij wilde zichzelf van het leven beroven en - kort samengevat - [slachtoffer] meenemen. De politie is kort na het incident ter plaatse gekomen en heeft in de slaapkamer een klauwhamer met daar om heen bloed aangetroffen. De politie heeft ook foto’s van [slachtoffer] gemaakt. Op twee daarvan is een bloedende wond te zien bij zijn linkeroor op een plek dicht bij de slaap.
Gelet op het voorgaande kan de subsidiair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigende bewezen worden. Dat heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan. Gezien haar reden voor het slaan had verdachte naar het oordeel van de rechtbank vol opzet op de dood van [slachtoffer] .
Met voorbedachten rade?
Voor de primair ten laste gelegde poging moord is vereist dat verdachte bij de poging doodslag heeft gehandeld met voorbedachten rade. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Zij dient de gelegenheid te hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechtbank niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit onderzoek aan haar telefoon blijkt dat verdachte op 14 juni 2021 tussen 15:23:00 en 15:23:30 uur drie keer heeft gezocht op - zakelijk weergegeven - “hoe pleeg ik een moord”. Ze zat toen in haar hoofd al in - wat zij op zitting heeft omschreven als - een tunnel op weg naar zelfdoding. Met een hamer en een mes stond ze voor een spiegel te denken hoe ze zichzelf het beste van het leven kon beroven. In die spiegel zag zij [slachtoffer] liggen en om verschillende redenen dacht ze dat het beter was als ze er allebei niet meer zouden zijn.
Rond 15:30 uur hoort een buurvrouw een hoop gegil en geschreeuw dat bij de woning van [slachtoffer] vandaan kwam. Uit wat zij heeft gehoord volgt dat dit moet zijn geweest nadat [slachtoffer] door de klap met de hamer wakker was geworden en verdachte overmeesterd had die op dat moment een groot keukenmes vast had en haar polsen door wilde snijden. De buurvrouw heeft toen de politie gebeld en die was er volgens haar binnen enkele minuten. Om 15:38 uur is de melding door “omwonenden” bij de politie binnengekomen, die vervolgens om 15:42 uur ter plaatse kwam.
Gelet op het voorgaande heeft tussen het zoeken op haar telefoon door verdachte en haar slaan met de klauwhamer ongeveer tien minuten gezeten. Zij lijkt dus in ieder geval ongeveer tien minuten de tijd en gelegenheid te hebben gehad om zich te beraden over het genomen of te nemen besluit om [slachtoffer] te doden en na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dat is een belangrijke objectieve aanwijzing dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank kent echter een zwaarder gewicht toe aan de volgende contra-indicatie.
Zoals eerder overwogen zat verdachte tijdens die ongeveer tien minuten in haar hoofd in een tunnel op weg naar zelfdoding. Volgens verdachte een tunnel vol hevige gemoedstoestanden, hevige emoties en wanhoop. De rechtbank heeft geen reden om aan haar verklaring te twijfelen en het vindt bovendien bevestiging in het rapport van 29 oktober 2021 dat [psycholoog] over verdachte heeft uitgebracht. Door die emotionele achtbaan is naar het oordeel van de rechtbank in de ongeveer tien minuten niet daadwerkelijk sprake geweest van het voor voorbedachten rade vereiste kalm beraad en rustig overleg. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging moord.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair
op 14 juni 2021 te Vlissingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] (terwijl hij op bed lag te slapen) met een klauwhamer een maal op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
Gelet op een aantal strafverminderende omstandigheden vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, maar die geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar passend en refereert zich voor de duur van de proeftijd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 14 juni 2021 geprobeerd haar toenmalige vriend te doden door hem een maal met een klauwhamer tegen zijn hoofd te slaan terwijl hij ’s middags even lag te slapen op bed. Gelukkig is het bij een poging gebleven, anders was [slachtoffer] zijn leven verloren en zijn twee kinderen hun vader. En dat dan door toedoen van de vriendin van hun vader die hen die ochtend nog samen met hun vader naar school had gebracht.
Bij een poging doodslag als deze is voor iemand zonder strafblad als verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een paar jaar passend. De rechtbank ziet echter in een aantal bijzondere omstandigheden van deze zaak en in de persoon van verdachte aanleiding om daar sterk van af te wijken in het voordeel van verdachte en overweegt daartoe als volgt.
[psycholoog] heeft in het rapport van 29 oktober 2021 gemotiveerd geconcludeerd dat het feit verminderd kan worden toegerekend aan verdachte. Ook ten tijde van het delict was bij haar sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende trekken, een complexe posttraumatische stressstoornis (hierna: PTSS) en een stoornis in het gebruik van lachgas. De rechtbank neemt de conclusie over dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was.
De psycholoog heeft indertijd een ambulante behandeling geadviseerd in het kader van een voorwaarde binnen een reclasseringstoezicht. In haar rapport van 2 januari 2023 ziet de reclassering echter geen noodzaak meer voor het opleggen van bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en/of toezicht. Verdachte accepteert namelijk al geruime tijd vrijwillige behandeling en de risicofactoren zijn inmiddels door inzet van behandeling en begeleiding voldoende gestabiliseerd. Zij heeft geen partnerrelatie meer, verblijft in een beschermde woonvorm en beschikt over inkomen en een dagbesteding. Ook is er een actueel zorg- en begeleidingstraject.
De vrijwillige behandeling was al in april 2021 begonnen, omdat het steeds slechter ging met verdachte. Ze had depressieve klachten bij de onderliggende complexe PTSS. Ze was heel angstig, zeer afhankelijk en had terugkerende zelfmoordgedachten. Op basis van een proefverlof was ze op 13 en 14 juni 2021 bij haar toenmalige vriend [slachtoffer] en zijn kinderen. [slachtoffer] kende de problematiek van verdachte en haar behandeling. De rechtbank weegt bij de bepaling van de straf zwaar mee dat [slachtoffer] zelf geen aangifte heeft gedaan en meteen na het incident tegen de politie heeft gezegd dat verdachte hulp nodig heeft. Het daadwerkelijke letsel van [slachtoffer] door de klap met de hamer is gelukkig beperkt gebleven tot een hevig bloedende wond waarvoor twee hechtingen voldoende waren. [slachtoffer] heeft ook geen vordering tot vergoeding voor geleden materiële of immateriële schade ingediend.
In lijn met de wens van [slachtoffer] is verdachte kort na haar aanhouding teruggebracht naar Emergis om de lopende behandeling voort te zetten. Ook het Openbaar Ministerie vond het belangrijker dat zij daar passende en juiste zorg zou krijgen dan verdachte voor te geleiden en in voorlopige hechtenis te laten verblijven gelet op de ernst van het feit. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf alle goede ontwikkelingen bij verdachte van de afgelopen periode weer overhoop zou gooien en mogelijk teniet zou doen.
Tot slot heeft verdachte op zitting verklaard dat zij nog dagelijks terugdenkt aan het incident en de uitkomst van het strafproces zal accepteren. Veel belangrijker vindt zij hoe God over haar zal oordelen. Zij bidt dagelijks tot hem en schaamt zich enorm voor wat zij op 14 juni 2021 heeft gedaan. Daarin komt verdachte oprecht en authentiek over.
Gelet op wat hiervoor is overwogen zal de rechtbank in deze zaak volstaan met het opleggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van drie jaar zoals geëist, inclusief reclasseringstoezicht. Die stevige voorwaardelijke straf moet verdachte stimuleren door te gaan op de goede weg waar zij al geruime tijd op zit. De ernst van het incident rechtvaardigt daarbij een langere proeftijd dan de twee jaar die gebruikelijk is. De rechtbank realiseert zich dat de reclassering geen toezicht heeft geadviseerd, maar zal dat gezien de ernst van het feit toch opleggen. Het biedt verdachte nog drie jaar lang een extra mogelijkheid om hulp te vragen en kan haar beschermen als zij weer in een partnerrelatie komt waar haar afhankelijke trekken op gaan spelen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. A. Hello en mr. J.P.M. Hopmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 januari 2023.
De voorzitter en de oudste rechter zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.