ECLI:NL:RBZWB:2023:3740

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4997
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Indicatie banenafspraak door UWV en beoordeling arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de weigering van het UWV om een Indicatie banenafspraak te verlenen. Eiser had op 31 mei 2019 een aanvraag gedaan voor een beoordeling van zijn arbeidsvermogen, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat eiser in staat was het wettelijk minimumloon te verdienen. Eiser, die lijdt aan darmklachten en het prikkelbare darm syndroom (PDS), had geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn beperkingen onderbouwde. Tijdens de zitting op 3 mei 2023 was eiser niet aanwezig, terwijl het UWV vertegenwoordigd was door drs. S. Barto.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser geen beperkingen ondervindt die hem verhinderen om het wettelijk minimumloon te verdienen. De verzekeringsarts had eerder vastgesteld dat er geen beperkingen waren en de arbeidsdeskundige concludeerde dat eiser geschikt was voor drempelfuncties, die lichte functies zijn op de arbeidsmarkt. Eiser had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn standpunt toe te lichten tijdens de hoorzitting bij het UWV en was ook niet verschenen op de zitting bij de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat het UWV de belastbaarheid van eiser correct heeft vastgesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij aanvragen voor een Indicatie banenafspraak en de rol van drempelfuncties in de beoordeling van arbeidsvermogen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank wijst erop dat een hoger beroep mogelijk is bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4997 WBQA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over de weigering van een zogeheten Indicatie banenafspraak op grond van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wet banenafspraak).
1.1.
Het UWV heeft eisers aanvraag om een Indicatie banenafspraak met het besluit van 9 juni 2022 (primair besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 september 2022 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Namens het UWV is drs. S. Barto verschenen.
2.
Feiten.
2.1.
Eiser, geboren op [geboorte datum] , heeft op 31 mei 2019 bij het UWV een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen gedaan. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij sinds oktober 2018 darmklachten heeft, sindsdien veel onderzoeken heeft gehad, maar dat er geen oorzaak is gevonden. Bij besluit van 9 juli 2019 heeft het UWV eiser meegedeeld dat hij geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) omdat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen als rechtstreeks gevolg van ziekte. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmaatregelen aangewend.
Op 19 februari 2020 heeft eiser opnieuw een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen gedaan. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij het prikkelbare darm syndroom (PDS) heeft en een Indicatie banenafspraak wenst. Bij besluit van 12 mei 2020 heeft het UWV geweigerd eiser een Indicatie banenafspraak toe te kennen op de grond dat hij het minimumloon kan verdienen. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmaatregelen aangewend.
Op 2 mei 2022 heeft de gemeente Breda voor eiser een Indicatie banenafspraak aangevraagd. Vervolgens heeft het UWV, na onderzoek, het primaire besluit genomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd eiser in aanmerking te brengen voor een Indicatie banenafspraak. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
De medische beoordeling.
De verzekeringsarts heeft eiser eerder in het kader van de eerste aanvraag gezien op het spreekuur op 3 juli 2019 en het dossier bestudeerd. Hij heeft destijds gerapporteerd dat er op de 18e verjaardag geen beperkingen bestonden. Bij de beoordeling in 2020 heeft de verzekeringsarts het medisch dossier bestudeerd en geconcludeerd dat eiser geen medische gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij is aangewezen op aangepaste werkzaamheden. De bij de huidige aanvraag gevoegde informatie leidt de verzekeringsarts niet tot andere inzichten. De verzekeringsarts concludeert dat er geen beperkingen in activiteiten zijn vast te stellen.
4.3.
De arbeidsdeskundige beoordeling.
De arbeidsdeskundige heeft op 31 mei 2022 een gesprek met eiser gehad. De arbeidsdeskundige heeft overleg gepleegd met de verzekeringsarts. Uitgaande van de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen beperkingen zijn, wordt eiser in staat geacht zelfstandig en volledig een drempelfunctie uit te oefenen. Hij kan hiermee het wettelijk minimumloon verdienen.
5.
Standpunt van eiser.
Eiser voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen.
Hij wijst erop dat hij nu een werktraject volgt waarin hij aangepast werk verricht, vooral zittend werk zonder tijdsdruk, zodat hij naar het toilet kan gaan wanneer dat moet. Verder kan hij op dit moment niet goed lopen en is vastgesteld dat hij twee scheurtjes in zijn knieën heeft. Verder geeft eiser aan dat hij last heeft van verschillende allergieën. Hij wil graag een Indicatie banenafspraak waardoor hij betaald werk kan doen waarin rekening wordt gehouden met zijn klachten. Eiser stelt dat hij momenteel ongeveer 24 uur per week kan werken in aangepast, zittend werk. Eiser stelt dat hij niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen.
6.
Overwegingen.
6.1.
De rechtbank moet beoordelen of het UWV heeft kunnen concluderen dat eiser in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een Indicatie banenafspraak.
6.2.
Eiser kan in aanmerking komen voor een Indicatie banenafspraak als hij beperkingen heeft door ziekte/gebrek, die nog minimaal 6 maanden voortduren. Verder moet hij door die beperkingen niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen, ook niet met inzet van ondersteuning in de vorm van een voorziening.
6.3.
De verzekeringsarts heeft in 2019 op basis van onderzoek vastgesteld dat eiser geen beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte/gebrek. In 2020 heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat, zonder aanvullende medische informatie, nog steeds geen beperkingen als gevolg van ziekte/gebrek kunnen worden vastgesteld. Eiser heeft in het kader van de huidige aanvraag om een Indicatie banenafspraak wederom geen (nieuwe) medische informatie overgelegd. De rechtbank overweegt dat eiser wel klachten naar voren brengt, te weten PDS waardoor frequent toiletbezoek nodig zou zijn, problemen met lopen en allergieën, maar deze klachten niet onderbouwt met medische informatie. Uit de dossierstukken blijkt ook niet dat eiser onder behandeling is van een specialist. Eiser was voor het UWV telefonisch moeilijk bereikbaar en heeft geen gebruik gemaakt van een hoorzitting bij het UWV om zijn standpunt toe te lichten. Eiser is evenmin op de zitting bij de rechtbank verschenen.
Nu eiser geen (nieuwe) medische informatie heeft overgelegd, heeft het UWV terecht geconcludeerd dat er geen aanleiding is te komen tot een ander standpunt over de beperkingen dan eerder is ingenomen. De in beroep overgelegde stukken leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. Die stukken hebben slechts betrekking op de gestelde allergieën en niet op de gestelde, voornaamste darmklachten. Uit het voorgaande volgt dat het UWV de belastbaarheid van eiser juist heeft vastgesteld.
7. Om te beoordelen of eiser door beperkingen niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen wordt gebruik gemaakt van een beperkte set van functies. Deze functies worden drempelfuncties genoemd. Het zijn functies die voorkomen op de Nederlandse arbeidsmarkt met een minimale belasting. Drempelfuncties zijn dus zeer lichte functies.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige in het rapport van 8 juni 2022 inzichtelijk toegelicht dat eiser geschikt is voor het uitoefenen van drempelfuncties. De arbeidsdeskundige heeft, na overleg met de verzekeringsarts, gerapporteerd dat eiser het wettelijk minimumloon per maand kan verdienen omdat hij zonder beperkingen de drempelfuncties kan uitvoeren. De rechtbank kan dit volgen.
8. Het UWV heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser in staat wordt geacht het wettelijk minimumloon te verdienen, zodat hij niet in aanmerking komt voor een Indicatie banenafspraak. Het bestreden besluit kan daarom in stand blijven.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
10. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 30 mei 2023 gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

In artikel 3.5, eerste lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat het UWV op verzoek van het college van burgemeester en wethouders of op verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel a of e, van de Wet financiering sociale verzekeringen een beoordeling verricht of die persoon in staat is het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, te verdienen.
In artikel 3.5, derde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat in het kader van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, door het UWV het arbeidsvermogen van de betrokken persoon wordt beoordeeld.
In artikel 3.5, vierde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat dit arbeidsvermogen wordt getoetst aan de methodiek van drempelfuncties die het UWV hanteert bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.
In artikel 3.5, vijfde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat een drempelfunctie een bestaande functie op de Nederlandse arbeidsmarkt is die de ondergrens van de verdiencapaciteit markeert, met een minimale belasting waardoor deze geschikt is voor mensen met beperkingen.
In artikel 3.5, zesde lid, van het Besluit SUWI is bepaald dat indien uit de analyse, bedoeld in het derde en vierde lid, blijkt dat een persoon geen drempelfunctie of voor een deel één drempelfunctie kan uitvoeren, de persoon niet geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen met dien verstande dat de beperkingen of belemmeringen die deze persoon ondervindt naar verwachting nog ten minste voor zes maanden na de beoordeling zullen bestaan.
In artikel 3.5, zevende lid, van het Besluit SUWI, is bepaald dat indien uit de analyse, bedoeld in het derde en vierde lid, blijkt dat een persoon één drempelfunctie kan uitvoeren of één drempelfunctie kan uitvoeren met behulp van aanpassingen, de persoon geacht wordt in staat te zijn het minimumloon te verdienen.