In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de weigering van het UWV om een Indicatie banenafspraak te verlenen. Eiser had op 31 mei 2019 een aanvraag gedaan voor een beoordeling van zijn arbeidsvermogen, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat eiser in staat was het wettelijk minimumloon te verdienen. Eiser, die lijdt aan darmklachten en het prikkelbare darm syndroom (PDS), had geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn beperkingen onderbouwde. Tijdens de zitting op 3 mei 2023 was eiser niet aanwezig, terwijl het UWV vertegenwoordigd was door drs. S. Barto.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser geen beperkingen ondervindt die hem verhinderen om het wettelijk minimumloon te verdienen. De verzekeringsarts had eerder vastgesteld dat er geen beperkingen waren en de arbeidsdeskundige concludeerde dat eiser geschikt was voor drempelfuncties, die lichte functies zijn op de arbeidsmarkt. Eiser had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn standpunt toe te lichten tijdens de hoorzitting bij het UWV en was ook niet verschenen op de zitting bij de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat het UWV de belastbaarheid van eiser correct heeft vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing bij aanvragen voor een Indicatie banenafspraak en de rol van drempelfuncties in de beoordeling van arbeidsvermogen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank wijst erop dat een hoger beroep mogelijk is bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.