ECLI:NL:RBZWB:2023:3738

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1145
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek inzake omgevingsvergunning en bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, dat op 9 februari 2022 een handhavingsverzoek heeft afgewezen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. ing. B.M. Brandenburg-Stroo, heeft het beroep ingesteld omdat zij van mening is dat de activiteiten van een nabijgelegen kerstboomkwekerij in strijd zijn met het bestemmingsplan en zonder de benodigde omgevingsvergunning plaatsvinden. De rechtbank heeft op 10 maart 2023 de zaak behandeld en heeft vastgesteld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de activiteiten op het perceel. De rechtbank concludeert dat er nog steeds sprake is van overtredingen van de planregels, aangezien de bomen nog aanwezig zijn en er activiteiten plaatsvinden die gericht zijn op het in stand houden van de bomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1145 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr.ing B.M. Brandenburg-Stroo),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, het college.

Inleiding

1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 9 februari 2022 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van het handhavingsverzoek.
1.1
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam eiseres] , de gemachtigde van eiseres en namens het college [naam vertegenwoordiger] .
1.3
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het handhavingsverzoek. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3 De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4 Feiten en omstandigheden
Eiseres is gevestigd op het perceel gelegen schuin tegenover het perceel [adres] 2 te [plaatsnaam] (hierna: perceel), dat in eigendom is bij [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ).
Op 5 juni 2019 heeft [naam bedrijf] een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om de teelt van boomkwekerijgewassen in de volle grond mogelijk te maken. Het gaat om het rooien van oude beplanting en het planten van nieuwe boompjes.
Op 2 juli 2019 heeft eiseres een handhavingsverzoek ingediend tegen de kerstboomkwekerij op en nabij het perceel, omdat deze kwekerij volgens haar in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en zonder omgevingsvergunning is opgericht.
Op 27 augustus 2019 heeft het college eiseres haar voornemen kenbaar gemaakt om het handhavingsverzoek af te wijzen wegens concreet zicht op legalisatie.
Op 10 september 2019 heeft het college de omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) verleend. Tegen de verleende omgevingsvergunning heeft eiseres op 18 oktober 2019 bezwaar gemaakt.
Het college heeft met het besluit van 23 oktober 2019 het door eiseres ingediende handhavingsverzoek tegen de kerstboomkwekerij afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres op 11 november 2019 bezwaar gemaakt.
Op 11 maart 2020 heeft het college de verleende omgevingsvergunning ingetrokken, omdat de bedrijfsactiviteiten op grond van het bestemmingsplan rechtstreeks toelaatbaar zijn.
Bij besluit van 4 mei 2020 heeft het college de bezwaren tegen de verleende en later ingetrokken omgevingsvergunning en tegen het afwijzen van het handhavingsverzoek ongegrond verklaard, omdat de bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf] , het planten en rooien van naaldbomen, op het perceel rechtstreeks toelaatbaar zijn. Daarnaast is niet aangetoond dat op de gronden met bestemming ‘Wonen-2’ bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Er hoeft dus niet handhavend te worden opgetreden.
Het college heeft op 6 mei 2020 de veronderstelde van rechtswege verkregen omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen herroepen en alsnog geweigerd.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 12 november 2021 het beroep gegrond verklaard, omdat het rooien en planten in de door [naam bedrijf] uitgevoerde omvang niet als normaal onderhoud en beheer kan worden gezien. Tot normaal onderhoud kan immers worden gerekend het met enige regelmaat rooien van zieke of dode robomen en het (her-)planten van een enkele boom. Ook het nieuw aangeplante deel kan niet als normaal onderhoud en beheer worden gezien en is ook niet zo omvangrijk dat hier over het aanplanten van een boomgaard kan worden gesproken. [naam bedrijf] kan het rooien en planten van bomen in zijn kerstboomkwekerij slechts uitvoeren als hij beschikt over een omgevingsvergunning. Sinds 10 maart 2020 beschikte [naam bedrijf] hier niet meer over en was het college bevoegd om handhavend op te treden. De rechtbank heeft het besluit van 4 mei 2020 en het besluit van 6 mei 2020 vernietigd en het besluit van 11 maart 2020 herroepen. Het college wordt opgedragen om alsnog op de bezwaren van eiseres tegen de omgevingsvergunning te beslissen en op het handhavingsverzoek te beslissen.
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing op het verzoek tot handhaving in stand gelaten, omdat de activiteiten van de kwekerij per 1 januari 2022 gestaakt zijn.
5 Omvang geschil
Het geschil ziet op de vraag of het college het handhavingsverzoek van eiser terecht heeft afgewezen.
6 Wettelijk kader
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.
Op het perceel is het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ van toepassing en rust de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’.
Ingevolge artikel 8.6.1, aanhef en onder a, van de planregels mogen zonder omgevingsvergunning geen werkzaamheden worden uitgevoerd bestaande uit het planten, verwijderen, kappen, of rooien van bomen of andere opgaande beplanting met uitzondering van het rooien van boomgaarden. Deze vergunningplicht geldt ingevolge artikel 8.6.2, aanhef en onder b, van de planregels niet als het gaat om werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming treffen.
Overtreding
6.1
Eiser is van mening dat wel sprake is van een overtreding, omdat de bomen nog steeds aanwezig zijn. De bomen zijn geplant zonder de benodigde vergunning. De beplanting van de bomen was gelegaliseerd, maar de omgevingsvergunning is inmiddels ingetrokken. Weliswaar worden de bomen nu niet gerooid en wordt niet herplant, maar dat doet niet af aan de vergunningplicht. Nu de vergunning op 8 februari 2022 is ingetrokken, was er ten tijde van het bestreden besluit sprake van een overtreding en van concreet zicht op legalisatie is geen sprake. Ten onrechte is aangenomen dat er geen sprake meer is van een overtreding.
Daarnaast vinden op het perceel nog steeds activiteiten plaats die zijn gericht op het actief in stand houden van de bomen. De activiteiten zijn gericht op het verder laten groeien van de bomen. Eiser heeft gesteld dat de bomen worden gespoten met onkruidverdelger en heeft ter zitting verklaard dat door [naam bedrijf] actief informatie wordt ingewonnen om de bomen beter te laten groeien en dat [naam bedrijf] actief de grond bemest.
6.2
Het college stelt zich op het standpunt dat sinds het staken van de werkzaamheden door [naam bedrijf] er geen activiteiten meer plaatsvinden die vallen onder artikel 2.1, eerste lid onder b van de Wabo. Er worden geen bomen geplant of gerooid en verkocht. Er is geen sprake meer van een overtreding waartegen handhavend zou moeten worden opgetreden.
Verder is het volgens het college de vraag of eiseres belang heeft bij het antwoord op de vraag of die overtreding bestond voordat de activiteiten gestaakt zijn. [naam bedrijf] kan immers over die – reeds afgelopen periode – een vergunning krijgen.
6.3
Allereerst dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het college op de juiste gronden heeft aangenomen dat er geen sprake is van overtreding van de voorschriften van het bestemmingsplan. Vast staat dat er geen vergunning is voor de activiteiten rooien en planten van bomen. Deze is immers ingetrokken op 8 februari 2022. Het is nu de vraag of de activiteiten die plaatsvinden op het perceel [adres] 2 in [plaatsnaam] te beschouwen zijn als een overtreding van de voorschriften van het bestemmingsplan.
Vast staat verder dat het college bij de vraag of de activiteiten van [naam bedrijf] daadwerkelijk zijn gestaakt is afgegaan op de mededeling van [naam bedrijf] en het uittreksel van de Kamer van Koophandel. Er is namens het college niet ter plaatse gecontroleerd of de activiteiten ook daadwerkelijk zijn gestaakt. Het is de vraag of het afgaan op een enkele mededeling van [naam bedrijf] voldoende is. Het is aan het college om bij een concreet handhavingsverzoek te onderzoeken of er (nog steeds) sprake is van een overtreding. Eiseres hoeft de overtreding niet aannemelijk te maken. Een enkele melding volstaat. Nu gebleken is dat de bomen er nog staan en er kennelijk ook nog beheersactiviteiten plaatsvinden, is de rechtbank van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderzocht of er sprake is van een overtreding. Het bestreden besluit komt reeds daarom voor vernietiging in aanmerking.
6.4
Het college is van mening dat er geen activiteiten plaatsvinden waarvoor de vergunningplicht van artikel 8.6.1, aanhef en onder a van de planregels geldt. Op dit moment worden geen bomen gerooid en wordt niet herplant, zo is ook door eiseres bevestigd. Wel vinden activiteiten plaats die gericht zijn op het in stand houden en verder laten groeien van de kerstbomen. In beroep is gewezen op het spuiten met onkruidverdelger. Ter zitting is nog aangegeven dat [naam bedrijf] informatie inwint over bijvoorbeeld bemesten, om de bomen beter te laten groeien. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat die activiteiten plaatsvinden met het uiteindelijke doel de bomen te rooien en te verkopen en vervolgens de grond opnieuw te beplanten. Als de activiteiten van [naam bedrijf] gericht op de kerstboomkwekerij daadwerkelijk zouden zijn gestaakt, zou het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het bemesten niet nodig zijn. Sterker nog, dan zou het voor de hand liggen om alle bomen te rooien. Zoals de rechtbank heeft overwogen in haar uitspraak van 12 november 2021 zijn het rooien en planten van kerstbomen geen activiteiten die onder het normaal beheer en onderhoud vallen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [naam bedrijf] nog steeds handelt in strijd met artikel 8.6.1, aanhef en onder a, van de planregels. Het college heeft ten onrechte geoordeeld dat geen sprake was van een overtreding. Dit betekent dat het bestreden besluit ook hierom voor vernietiging in aanmerking komt.
Handhavingsplicht
7.1
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zo onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in de concrete situatie behoort te worden afgezien.
7.2
Er is, zoals onder 6.4 is overwogen nog steeds sprake van een overtreding van de planregels. Er is geen concreet zicht op legalisering van de activiteiten. Het college heeft de verleende vergunning ingetrokken en er ligt geen nieuwe aanvraag. Dit betekent dat het college in beginsel gehouden is tegen de overtreding van het bestemmingsplan op te treden. Van de beginselplicht kan worden afgezien als er sprake is van bijzondere omstandigheden.
7.3
De rechtbank acht zich onvoldoende voorgelicht om te beoordelen of zich bijzondere omstandigheden voordoen waardoor handhavend optreden onevenredig zouden zijn in verhouding met de te dienen belangen van handhavend optreden. Onduidelijk is bijvoorbeeld welke belangen [naam bedrijf] zou kunnen hebben bij het wel of niet handhaven van het bestemmingsplan. [naam bedrijf] was immers niet betrokken in deze procedure. Bovendien is de afweging van deze belangen een discretionaire bevoegdheid die de rechtbank slechts terughoudend kan toetsen. Het college zal dus onderzoek moeten doen naar de vraag of er bijzondere omstandigheden zijn waardoor er van handhaving moet worden afgezien.

Conclusie en gevolgen

8.1
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
8.2
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal bepalen dat het college binnen acht weken op de bezwaren tegen het afwijzen van het verzoek om handhaving moet beslissen.
8.3
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 9 februari 2022;
- draagt het college op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 25 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel en gedeeltelijk bestaat uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.
Bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’
Artikel 8.6.1, onder a, van de planregels
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschapswaarden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande.
Artikel 8.6.2, onder b, van de planregels
Het verbod van lid 8.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen.